Onderzoek
Laudatio uitgesproken door prof. dr. Else Walravens
LAUDATIO Prof. dr. RICHARD RORTY
Proxima: Prof. dr. Else Walravens
Richard Rorty (New York 1931) begon zijn universitaire carrière in de schoot van de Angelsaksische analytische filosofie. In tegenstelling tot de meeste Angelsaksische filosofen interesseerde hij zich echter eveneens voor de zogenaamde continentale filosofie alsook voor de geschiedenis van de wijsbegeerte in het algemeen.
In 1961 werd Richard Rorty professor aan de universiteit van Princeton. Vanaf 1982 doceerde hij aan de universiteit van Virginia als Kenan Professor of Humanities, een als het ware op maat gesneden leerstoel. In 1998 aanvaardde hij een aanstelling in het Departement van Comparatieve Literatuur aan de universiteit van Stanford, waar hij momenteel nog steeds actief is. Rorty heeft in de loop van zijn carrière meerdere academische onderscheidingen gekregen en zowel in Amerika als in Europa prestigieuze lezingencycli gegeven.
Een aantal invloedrijke publicaties documenteren de diverse fasen van de intellectuele ontwikkeling van Rorty. Deze ontwikkeling is gelijktijdig gekenmerkt door een grote continuïteit en consequentie. Een mijlpaal is het verschijnen in 1967 van The Linguistic Turn. Dit boek is een verzameling van de basisteksten van de analytische wijsbegeerte, voorzien van een opgemerkte inleidende tekst van Rorty’s hand. De analytische filosofie – zoals trouwens ook de continentale fenomenologie – wilde een einde stellen aan de dissonantie binnen de filosofie en eenheid binnen het filosofische denken tot stand brengen. Rorty distantieert zich van dat project. Hij stelt dat de pogingen van de analytische filosofie om tot een absoluut zekere filosofische kennis te komen mislukt is – ook onder hen heerst dissonantie – en betoogt dat de filosofie zich voortaan ook moet losmaken van de obsessie om die absolute zekerheid toch te bereiken. De tekst bevat in aanzet een pleidooi voor een andere soort filosofie, een filosofie die berust op persoonlijke evaluatie gesitueerd in een gegeven sociale context.
Hiermee is het programma van het volgende boek, Philosophy and the Mirror of Nature (1979), aangekondigd. Dit standaardwerk is een paradoxaal werk: het is een erudiete en diepzinnige studie van de westerse, epistemologisch gerichte filosofie, geschreven voor vakfilosofen maar met de bedoeling aan te tonen dat de erin besproken gespecialiseerde filosofie geen toekomst meer heeft. Het verlangen van de moderne westerse filosofie om een onbetwijfelbaar fundament voor haar kennis te vinden, is volgens Rorty niet langer begerenswaardig omdat het gekunsteld is en de creativiteit afremt. De filosofie die uitspraken wil doen over dé Waarheid, dé Goedheid en dé Schoonheid is volgens Rorty voorbijgestreefd.
In een autobiografische tekst vertelt Rorty dat hij opgroeide in een omgeving die anti-stalinisme combineerde met een links sociaal activisme. In die omgeving gingen Amerikaans patriotisme, de verdediging van een herdistributieve economie en een Deweyiaans pragmatisme hand in hand. De filosofie die Rorty na de deconstructie van de Filosofie-met-hoofdletter zal ontwikkelen sluit bij die pragmatistische en linkse familietraditie aan. Dat blijkt uit de bundels Consequences of Pragmatism (1982) en Contingency, Irony and Solidarity (1989). Dat er geen absolute waarheid bestaat en onze voorstellingen en opvattingen – ook onze meest centrale – contingent zijn, geeft Rorty weer met het begrip ‘ironie’. Het ironische standpunt impliceert evenwel geen radicaal relativisme omdat Rorty er als pragmatist van uitgaat dat er in de sociale praktijk toch waarheid tot stand komt in een wisselwerking tussen consensus en kritiek. Volgens deze visie zijn waarheid en goedheid veranderlijke eigenschappen van het menselijke spreken en handelen. Dat houdt meteen in dat geen enkele groep mensen het alleenrecht heeft op waarheid. De ironicus beschouwt het dan ook als zijn taak in contact te komen met andere woordenschatten en zijn gezichtsveld in gesprek met anderen voortdurend te verruimen. Op een meesterlijke wijze heeft Rorty zelf dergelijke filosofische gesprekken gevoerd met diverse filosofen alsook met romanschrijvers en dichters.
Naast ironie en pragmatisme is liberalisme een ander centraal begrip uit Rorty’s eigen woordenschat. Zoals de filosofe Judith Shklar definieert hij een liberaal als een mens die denkt dat wreedheid het ergste is dat een mens kan doen. Liberalen zijn gevoelig voor het lijden van anderen en hopen dat dit lijden zal afnemen en dat de vernedering van een mens door een ander zal verdwijnen. De liberale empathie is volgens Rorty de ideale basis voor de solidariteit. Gevoelens van solidariteit zijn volgens hem te danken aan het gewaarworden van gelijkenissen, met name de overeenkomst tussen de mensen met betrekking tot het ervaren van pijn en het ondergaan van vernederingen. In de loop van de westerse geschiedenis ontdekt Rorty een geleidelijke uitbreiding van de menselijke solidariteit en gewaagt in dat verband van een – kwetsbare – morele vooruitgang.
In zijn filosofie heeft Rorty niet alleen aandacht geschonken aan thema’s die betrekking hebben op de ander en de gemeenschap, die hij onder de titel ‘het publieke’ verenigt. Daarnaast heeft hij een ander – gelijkwaardig – aspect behandeld, het ‘private’. Dit aspect betreft de zelfontplooiing en de zelfrealisatie. Momenteel schijnt Rorty zich echter voornamelijk in te laten met de publieke pool die een uitgesproken politieke connotatie krijgt. In het recente Achieving our Country (1998) spoort hij politiek links in zijn land aan opnieuw aan te sluiten bij het linkse Amerikaanse project. Hij wil aan de ene kant waarschuwen voor de negatieve gevolgen van de impasse waarin een deel van de linkse intellectuelen is terechtgekomen – de ‘er valt toch niets te veranderen’-mentaliteit die kan uitmonden in cynisme. Aan de andere kant wijst hij erop dat het niet volstaat zich bezig te houden met de – weliswaar eveneens nodige – aanklacht tegen de uitsluiting en discriminatie van allerlei minderheidsgroepen. Rorty is van mening dat de aandacht ook en in de eerste plaats moet uitgaan naar de economische ongelijkheid die onder invloed van de globalisering in de westerse democratieën weer opduikt en die in de Noord-Zuid-verhoudingen steeds schrijnendere vormen aanneemt. Rorty pleit voor een reformistische, sociaaldemocratische aanpak van dit probleem.
Richard Rorty is één van de toonaangevende hedendaagse filosofen en een vooraanstaande humanist. De voornaamste thema’s van de humanistische traditie, zoals de tolerantie en de spanningsvolle relatie tussen vrijheid en gelijkheid, heeft hij op een inspirerende en aan onze tijd aangepaste manier belicht. Het is dan ook een grote eer voor onze universiteit dat wij hem hier vandaag een eredoctoraat kunnen uitreiken.