Onderzoek
Het probleem van de verdubbeling (F. Scheelings)
Een tweevoudige geschiedenis: de invoering van Nederlandstalige cursussen en de verdubbeling
De invoering van Nederlandstalige cursussen en de verdubbeling van de Universiteit worden vaak in één adem genoemd. Toch waren dit twee verschillende zaken. De invoering van Nederlandstalige cursussen kwam reeds voor de oorlog op gang. Ze was het resultaat van wettelijk opgelegde verplichtingen. De cursussen hadden vaak het karakter van taalcursussen in de Nederlandse vakterminologie om de afstuderende U.L.B.-studenten de kans te geven zich in het Nederlands te bekwamen of een Vlaams diploma te halen, zodat zij een carrière in het Nederlandse taalgebied konden starten. Typerend is de evolutie in de Rechtsfaculteit, waar de eerste Nederlandstalige cursussen werden ingevoerd als reactie op de taalwetgeving. Eveneens typerend was het invoeren in 1933 en 1938 van respectievelijk 'Medische onderhouden in de Nederlandsche taal' (3 uur) en 'Geneeskundige techniek' (15 uur) in de Medische faculteit. De faculteiten Wetenschappen en Toegepaste Wetenschappen bezaten in 1945 eveneens enkele cursussen met eenzelfde technisch-vaktaalkundig karakter. De faculteit der Letteren en Wijsbegeerte kende voorts een aantal cursussen die, voornamelijk wegens hun onderwerp (bijvoorbeeld: Histoire de la littérature flamande, Exercices philologiques sur le flamand, enz.) in het Nederlands gegeven werden.
Met de invoering van een Nederlandstalig doctoraat in de rechten (1935) hoopte de Universiteit het verlies aan arbeidsplaatsen in het Vlaamse landsgedeelte voor haar toekomstige studenten te kunnen tegengaan. De creatie van dit doctoraat betekende in de praktijk echter dat Nederlandstaligen voortaan een studierichting in hun eigen taal konden volgen, en dus op de U.L.B. een Nederlandstalig diploma konden behalen. Dit was dan ook het begin van een andere problematiek: die van de verdubbeling van de universiteit ten bate van Nederlandstalige studenten. De Raad van Beheer zou zich op 18 juni 1938 principieel accoord verklaren om de verdubbeling van de rechtsfaculteit voort te zetten en koos op dat moment dus voor een actieve politiek naar de Vlaamse bevolking.
Tijdens de oorlog wilde de Duitse bezetter van de Universiteit een 'Germaans bolwerk' maken en vroeg de universitaire overheid onomwonden om tot een directe verdubbeling over te gaan. De Raad van Beheer besluit op 18 juli 1941 'à l'unanimité de poursuivre progressivement l'organisation de cours en langue néerlandaise', waardoor zij de controle hield over de snelheid waarmee één en ander zou gebeuren. De unanimiteit was echter slechts schijn. Na de oorlog zal men zich distanciëren van deze beslissing en valt het introduceren van nieuwe Nederlandstalige cursussen een beetje stil. Men gaat in 1946 wel over tot de voorgenomen verdubbeling van de kandidatuur in de Rechten, zodat de eerste studenten die hun studies volledig in het Nederlands aflegden in 1951 hun diploma behaalden. Pas in 1955 zal er een nieuwe verdubbelingsgolf komen, die start in de faculteit Letteren en Wijsbegeerte. Vanaf dan wordt er bijna elk jaar wel een sectie geheel of gedeeltelijk verdubbeld. Dit proces was in het begin van de gebeurtenissen die aanleiding gaven tot het ontstaan van de V.U.B. in 1969 nog niet volledig afgesloten.
De verdubbeling in de eerste jaren na de oorlog: een heet hangijzer
De Duitse plannen tot verdubbeling van de Universiteit staan in contrast met de politiek van de U.L.B. in de periode 1945-1955. Toch kondigt een pijnlijk incident voor de openingsplechtigheid van het academisch jaar 1944-1945 (het bestuur van de U.L.B. zou geen ruimte hebben willen maken voor een korte redevoering in het Nederlands) aan dat de problematiek zich weer zal stellen. De Raad van Beheer besluit daarom op 14 oktober 1944 een commissie in het leven te roepen, die de taak heeft 'à étudier la question flamande sous tous les aspects qui intéressent l'Université'.
De commissie schreef haar bevindingen in een lijvig verslag neer. Zij analyseerde eerst de bestaande situatie, de invloed van de taalwetten en de door de U.L.B. reeds genomen maatregelen. Bij deze analyse had ze veel oog voor de arbeidsmogelijkheden van de afgestudeerden. Voor de afgestudeerden in de Letteren en Wijsbegeerte werden de mogelijkheden in het onderwijs onder de loep genomen, voor de doctores in de Rechten de juridische en notariële functies en de arbeidsmogelijkheden aan de balie, terwijl men voor de afgestudeerden van de Toegepaste Wetenschappen en de Medische Faculteit de tewerkstelling bij de overheid bekeek. Telkens werden de in voege zijnde taalwetten uitvoerig geëxamineerd. Vervolgens gaf de commissie een overzicht van de cursussen die in het Nederlands gegeven werden en onderzocht ze het verloop van de studentenaantallen voor en na de vernederlandsing van de Gentse Universiteit en de verdubbeling in Leuven. Zij constateerde dat de U.L.B. nooit een grote aantrekkingskracht uitoefende op Vlaamse jongeren, dat de taalwetten van 1932 en 1935 deze aantrekkingskracht nog verminderden en dat vooral in de jaren vlak voor de oorlog steeds minder Vlamingen hun studies in het Frans wilden doen. Bovendien nam het aantal Franstalige leerkrachten uit het middelbaar onderwijs in Vlaanderen af wegens de strikte toepassing van de taalwetgeving, waardoor de afzetmarkt en de uitstraling van de U.L.B. in het Vlaamse landsgedeelte taande. Daartegenover stond dat het middelbaar onderwijs zich in Vlaanderen vóór de Tweede Wereldoorlog sterk ontwikkelde. Bleef de vraag of deze potentiële kandidatuurstudenten, aanleunend bij een traditie, de U.L.B. de rug zouden toekeren en zich in Gent of Leuven inschrijven, dan wel de Franstalige of (voornamelijk toekomstige) Nederlandstalige afdelingen van de U.L.B. zouden bezoeken.
De commissie bestudeerde via een enquête in de faculteiten van de Wetenschappen, Geneeskunde en Toegepaste Wetenschappen, eveneens de materiele konsekwenties van een uitbreiding van het aantal cursussen in het Nederlands. Ze concludeerde dat het zeer moeilijk en voor de faculteit Geneeskunde bijna onmogelijk zou zijn om het nodige wetenschappelijke personeel te vinden, dat het aantal laboratoria zou moeten verdubbeld worden en dat er nieuwe gebouwen moesten worden voorzien. De uitgaven van de Universiteit zouden in geval van een verdubbeling met 75 % stijgen. Opvallend is dat de commissie slechts op enkele punten unanieme adviezen kon formuleren. Men stelde dat het linguïstisch statuut van de Universiteit voor eens en altijd geregeld moest worden; de beslissingen genomen tijdens de Duitse bezetting konden de U.L.B. in geen geval binden. Voorts meende men dat de Universiteit moest bijdragen tot de versteviging van de nationale unie, enerzijds door haar levensbeschouwelijke principes doorheen heel het land te verspreiden, hetgeen inhield dat de uitstraling van de U.L.B. moest worden verhoogd, anderzijds door het geven van kwaliteitsonderwijs en het uitvoeren van vernieuwend wetenschappelijk onderzoek. De materiële problemen vormden, aldus de commissie, het struikelblok om in de nabije toekomst tot een integrale verdubbeling van de Universiteit over te gaan. Wel adviseerde de commissie de kandidaturen in de rechten te verdubbelen om een einde te maken aan de vreemde situatie in de Rechtsfaculteit, waar alleen de doctoraatsjaren verdubbeld waren.
Over het in de toekomst te volgen beleid en de uitvoering van de adviezen waren de commissieleden het grondig oneens. Sommige wetenschappers meenden dat de U.L.B. Franstalig moest blijven en niet moest overgaan tot verdubbeling, anderen adviseerden in principe de integrale verdubbeling na te streven, maar deze geleidelijk aan uit te voeren.
De tegenstanders van de verdubbeling wilden de kwestie vooral geregeld zien omdat zij vreesden dat er zodanige agitatie rond zou ontstaan dat het wetenschappelijk onderzoek er schade van zou ondervinden. Zij waren niet van plan 'une minorité estudiantine impregnée d'un mystique racique' binnen te halen; dan riskeerde men dat de Waalse jeugd de U.L.B. de rug zou toekeren en in Luik zou gaan studeren. Bovendien meenden zij dat toekomstige Vlaamse studenten afkomstig van athenea rond Brussel meestal katholiek waren en vijandig zouden staan tegenover het vrijzinnig karakter van de Universiteit. Aldus zou men een paard van Troje op de Universiteit binnenhalen; men was zeker niet bereid voor déze jongeren de financiële bronnen van de Universiteit uit te putten.
Bovendien argumenteerden deze commissieleden dat het Frans, als meest universele en internationale taal, in België (carrefour des grandes civilisations) het meest geschikt was om te gebruiken, ook omdat deze taal de precisie en helderheid bood die voor het beoefenen van de wetenschap nodig was. Vlaamse studenten die in het Nederlands wilden studeren konden hun eventuele vrijzinnigheid aan de R.U.G. belijden; als vrijzinnige Universiteit had de U.L.B. niet langer een monopoliepositie. De U.L.B. zou trouwens haar vrijzinnige uitstraling maar kunnen behouden door kwalitatief hoogstaand onderzoek te verrichten; dit vereiste eerder de uitbouw van bestaande structuren dan de oprichting van nieuwe. Wilden Nederlandstaligen toch aan de U.L.B. studeren, dan zou men hen in de toekomst een voogd kunnen toewijzen om hen te ontvangen en hen vertrouwd te maken met het Frans. Wel kon men overgaan tot het intensifiëren van de cursussen met vaktermen. Enerzijds voor de Vlaamse studenten, zodat dezen de hen aangeleerde wetenschappelijke bagage in het Nederlands konden omzetten, anderzijds voor de Waalse studenten, zodat die beter voorbereid zouden zijn op de staatsexamens. Op het eind van de studies kon men bovendien cursussen voorzien afin d'initier nos ingénieurs, médecins, pharmaciens, chimistes, professeurs à leur vie sociale en pays flamand.
De voorstanders van de verdubbeling vonden de gevaren voor een hoogoplopend conflict overdreven. De angst van de professoren - die refereerden naar de incidenten over de verdubbeling van de Leuvense universiteit - was ongegrond in een vrije Universiteit, waar in de faculteit Rechten leden van beide taalgemeenschappen sedert 1936 vriendschappelijk naast elkaar leefden. Zij geloofden dat een verdubbelde U.L.B. een aantrekkingskracht zou uitoefenen op studenten van de athenea uit de omgeving. Ook zo'n 600 studenten van Leuven en Gent - waar volgens de commissie een bijna identieke klerikale geestesgesteldheid heerste - die nu geen vrijzinnig onderwijs konden genieten zouden zich dan op de U.L.B. inschrijven (ter vergelijking: de studentenpopulatie van de Universiteit in 1938-39 bedroeg in het totaal 3282 studenten).
Wilde de U.L.B. zich als nationale Universiteit handhaven en bijdragen tot de eenheid van het land, dan moest zij ervoor zorgen dat Nederlandstalige jongeren op de Universiteit een milieu vonden dat aansloot bij hun middelbare schoolopleiding en hun familiale omgeving. Zowel Franstalige als Nederlandstalige jonge intellectuelen zouden op zo'n Universiteit zij aan zij kunnen studeren en met elkaar kunnen sympathiseren. De wettelijke en feitelijke gelijkstelling van de beide landstalen (volgens de commissieleden veroorzaakt door de decentralisatie en diversificatie van de samenleving, du fait que les langues vulgaires passent au rang de langue cultivée) en de taalwetgeving garandeerden dat de U.L.B. dan ook in het Vlaamse landsgedeelte weer een uitstraling zou kennen. Daarom vond men uitbreiding van het aantal cursussen in wetenschappelijke terminologie minder noodzakelijk. De voorstanders prefereerden, wegens het tekort aan financiële middelen, een verdubbeling in drie fasen. In een eerste fase zou de Universiteit haar voornemens tot verdubbeling moeten aankondigen, zodat de verloren impact op de Vlaamse publieke opinie herwonnen kon worden. Bovendien zou men op deze manier een wetgeving die het oprichten van Nederlandstalige cursussen aan de U.L.B. wilde tegengaan, een slag voorblijven. In een tweede fase moesten vooral de faculteiten met een directe invloed op de esprit public worden verdubbeld. In een derde fase zouden wijzigingen in minder invloedrijke faculteiten worden doorgevoerd; de levensbeschouwelijke en politieke cursussen stonden bovenaan de lijst om in het Nederlands te worden gedoceerd. Het ritme van verdubbelingen zou bovendien kunnen geschieden naargelang er zich competente docenten aanboden.
Hoewel de kwestie lang niet alle studenten interesseerde namen sommige studenten minder genuanceerde standpunten in dan de eerbiedwaardige leden van de commissie. Een zekere 'Nicaise', naar eigen zeggen 'Belge d'expression française' en défenseur de la culture française... et de l'Université vertolkt in het studentenblad de mening van de tegenstanders van de verdubbeling. '... les Flamands n'ont pas de langue. Le néerlandais officiel est une langue hybride, une construction artificielle, une langue morte. Ce qui vit, ce sont les idiomes...' 'la petite bourgeoisie flamande parle un dialecte assez éloigné du néerlandais littéraire. Celui-ci, cultivé en Hollande, est une langue assez pauvre'. Hij getuigde van een gesprek met een Nederlander, die het Nederlands geen interessante taal zou vinden en concludeerde: 'les Hollandais voient plus clair que nos Flamands qui sont aveuglés par leurs passions politiques'. Hoe spijtig voor hen, want '... la fameuse loi linguistique... a désavantagé les Flamands cultivées' die 'verront leur génie limité par l'étroitesse d'une langue mineure dans un petit bout du vaste monde'. Gelukkig voor deze Vlamingen toonde hij aan dat 'les Flamands cultivés ne sont nullement désavantagés par un enseignement en français parce qu'ils sont déjà familiarisés avec une grande partie de son vocabulaire'. Een waarachtige vriend van de U.L.B. hoeft en kan dan ook niet toestaan dat de Universiteit ooit tweetalig zou zijn en daardoor haar universaliteit en faam in de wereld zou verliezen, aldus Nicaise. Dit artikel werd door André Delvaux, in naam van de Vlaamse studenten van de U.L.B., op sarcastische kritiek onthaald. Tevens geeft Delvaux aan hoe de Vlaamse vrijzinnigen op dat moment principieel over de situatie dachten: 'Nous considérons le fait d'être formés dans notre langue maternelle comme un droit. Lorsqu'il nous faudrait étudier en une langue étrangère, où donc se cacherait cette liberté chérie? Et l'importance dans la formation de la pensée et de la personnalité?' In een verstandig en genuanceerd artikel geeft Jan Du Four enkele maanden daarop de visie van de Vlamingen op de toekomst. Hij wijst erop dat de Vlaamse studenten nooit hun goedkeuring hebben laten blijken voor de verdubbelingsinitiatieven van de Duitse bezetter en alle inmengingspogingen ('dans une question qui n'intéressait que l'Université même') van de Duitsers hebben bestreden. Nu vraagt hij de Raad van Beheer om de verdubbeling weer op het programma te zetten, rekening houdend met drie punten: '1. l'évolution rapide de la Flandre vers son autonomie culturelle; 2. l'impossibilité pour les étudiants flamands ayant fait leurs études moyennes en néerlandais de jouir des avantages spirituels du libre-examen; 3. la nécessité immédiate de créer une élite intellectuelle flamand'. Deze punten worden uitgewerkt in dezelfde zin als de commissieleden die voor de verdubbeling waren dit deden. Voor het materiële aspekt van de zaak vraagt hij de Raad zich bovendien de woorden van één der beroemdste professoren te herinneren: 'Notre caisse est vide; mais quand il faut trouver de l'argent pour défendre une bonne cause, on en trouve'.
Slotbeschouwing
Voor de Raad van Beheer, die na de oorlogsjaren een opbouwpolitiek in de geest van nationale eenheid en samenwerking volgde, was de interne verdeeldheid over de kwestie zeer vervelend. Door enerzijds de politiek van verdubbeling te onderschrijven, maar deze anderzijds uit te stellen, kon zij zowel de voorstanders van de verdubbeling als de fervente tegenstanders winnen voor haar herstelpolitiek. De slechte financiële situatie van de Universiteit was hiervoor, terecht of onterecht, een welkom alibi. Inderdaad was de U.L.B. verplicht zich na de oorlog aan te passen aan stijgende studentenaantallen en moest ze wennen aan een steeds sneller evoluerende wetenschap, die een hoger investeringsritme in wetenschappelijk materiaal vergde. Zij verkoos bovendien het bestaande verder uit te bouwen; ze zou in de jaren na de oorlog een beperkt aantal instituten en ondersteunende diensten oprichten. De nodige financiële middelen werden gevonden door het voeren van een veel restrictievere bouwpolitiek dan voor de oorlog het geval was geweest en door de groei van het professorencorps zo beperkt mogelijk te houden. Deze beleidskeuzes konden de voorstanders van de verdubbeling echter niet bevredigen, zeker niet meer toen op het einde van de jaren vijftig de argumentatie om niet te verdubbelen veranderde: 'et surtout, il faut disposer du temps nécessaire pour former un corps enseignant de qualité' klonk het toen.
Opvallend is dat in de naoorlogse discussie over de verdubbeling de politiek van de Duitse bezetter weinig aan bod komt. Indirect heeft de bezetting de verdubbeling van de universiteit echter wel sterk vertraagd. Niet alleen omdat de bezetting materiële schade had veroorzaakt en zo het budget van na de oorlog extra belastte. Ook omdat door een aantal Waalsgezinden, ook vindbaar tussen het U.L.B.-personeel, de Vlaamse standpunten geïdentificeerd werden met de politiek van de Duitse bezetter. Dit is voelbaar bij de tegenstanders van de verdubbeling wanneer zij stellen: 'Danger de constituer à Bruxelles... une élite flamande, flamingante au sens péjoratif du terme, toute imprégnée d'un mysticisme linguistique en racique et animée d'un esprit de conquête'. De eis tot verdubbeling, die tevens een beleidslijn van de Duitsers was geweest, werd doorom gemakkelijk ervaren als een genante negatie van de naoorlogse Belgische Staat. Veel Franstaligen verwachtten dat in een unitaristisch bevrijd België het vooroorlogse principe 'tweetaligheid met voorkeur voor het Frans' opnieuw zou worden hersteld. Men hoopte de taalwetgeving terug te kunnen schroeven. De commissieleden namen in 1945 volgende woorden van hun collega, Nobelprijswinnaar J. Bordet, fervent tegenstander van de verdubbeling, over in hun rapport: 'La législation linguistique en vigueur est une législation de contrainte et est appelée à disparaître un jour ou l'autre. L'U.L.B, pour cette double raison de principe et de fait ne doit pas en tenir compte, et en tout cas, ne doit pas s'empresser de s'y plier. Elle devrait même coöpérer à la tâche urgente de la révision de ces lois de contrainte et favoriser le bilinguïsme individuel volontaire, conditions de l'unité nationale'. De Vlaamse beweging is tijdens de bevrijding onthoofd en niet bij machte om haar eisen, ook niet die van de verdubbeling, kracht bij te zetten. Dit alles betekende dat de U.L.B. in het eerste naoorlogse decennium in de praktijk bleef hopen om de Waalse studenten een arbeidsmarkt in Vlaanderen aan te kunnen bieden en sloot zo aan bij de politieke ideeën van de francofone middenklassen. Zij volhardde daarmee in haar weinig efficiënte politiek van de jaren twintig en dertig.
De toekomst zou uitwijzen dat de klok niet meer teruggedraaid zou worden en dat het bestuur van de U.L.B., zich steunend op het cijfermateriaal over de studentenbevolking van de jaren twintig en dertig en op verslagen en wetgeving uit de jaren dertig, te veel rekenig had gehouden met het verleden. Misschien hadden Franstaligen nog te veel en Vlamingen nog te weinig zelfvertrouwen om de ontwikkelingen in het na-oorlogse België te kunnen voorspellen.
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.
Verwijzen naar dit artikel kan als volgt: SCHEELINGS (Frank). "Het probleem van de verdubbeling", in: 25.11.1941. De Université Libre de Bruxelles sluit haar deuren. Brussel, VUBPress, 1991, pp. 225-233.
Deze pagina werd voor het laatst geüpdatet op 14 oktober 2021.