Vrijzinnige verhalenavonden
Luc Devuyst over Unie Vrijzinnige Verenigingen: ontstaan, evolutie en erkenning
Luc Devuyst: HV is in Vlaanderen de structuur voor de vrijzinnige organisatie. HV probeert dat eigenlijk ook op landelijk vlak te zijn, maar dat lukt niet. De Franstaligen willen hun eigenheid en hebben eigenlijk niet dezelfde behoefte als de Vlamingen. De Vlamingen hebben eigenlijk wel een behoefte aan een structuur, omdat ze meer gedomineerd worden door de Katholieke Kerk dan in Wallonië. In Wallonië is dat veel minder het geval. In Wallonië is de socialistische partij de grote drager van de evolutie. Vlaanderen, dat is de CVP. Wij hebben nood aan structuren die ons ondersteunen om onze rechten te krijgen. Wallonië heeft dat veel minder. Zij krijgen hun rechten op een andere manier. We zien ook de noodzaak bij de Franstaligen, maar dat is dan later. Ondertussen is er een ontwikkeling aan de gang en komen er leden en leden bij bij het HV. Het HV krijgt in bepaalde liberale middens eigenlijk de naam van een socialistische burger te zijn. Het gevolg daarvan is dat Jos Moerman, een apotheker en liberaal uit Gent, op een bepaald ogenblik zegt: “Ik ga een anti-Humanistisch Verbond samenstellen.” Dat is niet gebeurd, maar dat betekent dus toch dat er een zeer grote spanning was. De grote vlaggendrager van de socialistische kant was Jaap Kruithof. Daartegenover had je dan een liberaal gedeelte dat mee wou spelen. Dat vergroot de verdienste van Karel Poma nog. Dat gedeelte wou meespelen en toch niet meespelen. Dat is een eerste fase. Het feit dat het Humanistisch Verbond erin slaagt om zendtijd, zowel op radio als op televisie, te krijgen kan beschouwd worden als een tweede fase. Dat veronderstelt medewerkers krijgen en dus centen. Je krijgt daar een bepaald bedrag per uitzending. Het Verbond zelf kon beslissen over de verdeling van het bedrag, voor de medewerker en voor de eigen administratie, want men had daar ook administratieve onkosten. Organisaties zochten naar vrijzinnigheid die ook die vrijzinnige vlag droegen, maar niet meer zuiver en uitsluitend gericht waren op het socioculturele en dan spreek ik over het Vermeylenfonds en het Willemsfonds. Die vonden toch dat ze daar een stukje van moesten hebben. Ze hebben geijverd dat bij de uitbreiding van de zendtijd er telkens een stukje naar hun koepel ging. Er ging een stuk naar het HV, een stuk naar het Willemsfonds en een stuk naar het Vermeylenfonds. Ze kregen daar dus ook centen mee. Dat was mogelijk omdat er twee sleutelfiguren waren op de NIR op dat ogenblik, namelijk Maertens, liberaal en hoofdredacteur van Het Laatste Nieuws, en Julien Kuypers, socialist en werkzaam als secretaris-generaal op onderwijs. Zij waren eigenlijk ook de voorzitter en de secretaris van de raad van bestuur. Als ze daar beslisten, wisten ze terzelfdertijd ook wat ze beslisten voor hun organisatie. Ze gaven aan de vrijzinnigheid en ze gaven in feite ook aan hun organisatie. Dat was dus de structuur. Om dat een beetje te kaderen werden de Staten-Generaal van de vrijzinnigheid uitgedacht. Op die manier waren die twee personen eigenlijk ook meer gedekt en traden die op als voorzitter en secretaris. De afgevaardigden van de Staten-Generaal, waarin natuurlijk ook het Vermeylenfonds en het Willemsfonds enzoverder zetelden, konden zo hun rol spelen om dat op te eisen. Zo was alles in orde op dat vlak. Dat is zo een paar keer gebeurd tot wanneer men in 1968 beslist heeft om dat tijdelijke karakter van die Staten-Generaal af te schaffen en een bestendige structuur uit te bouwen. Men wist toen nog niet wat. Ik werd aangeduid door het Humanistisch Verbond om hen te vertegenwoordigen in de commissie. Er waren daar nog een tweetal andere belangrijke personen. Dat was enerzijds Bart De Schutter, de latere rector van de VUB, en Manu Robbroeckx. Bart De Schutter vertegenwoordigde OSB en Manu Robbroeckx vertegenwoordigde ‘t Zal Wel Gaan van Gent. Ik kan zonder schroom zeggen dat wij met drie de eerste statuten van UVV hebben gemaakt. Ik heb het geluk gehad dat ik de erkenning van de vrijzinnige gemeenschap grondwettelijk heb kunnen realiseren. Ik heb daar hard voor gewerkt. Dat moet ik wel eerlijk zeggen, maar ik heb het geluk gehad dat het gebeurd is. De grondwetsherziening van 1993 is tot stand gekomen met de hulp van een paar vrienden die parlementslid waren en die ik op een zeer open manier kon benaderen. Zij hebben de zaken kunnen realiseren.
Jimmy Koppen (interviewer): Wie waren die vrienden?
Luc Devuyst: Die vrienden, die twee starters, een francophone en een Nederlandstalige, waren Willy Calewaert en Roger Lallemand. Het toeval wou dat ik Roger Lallemand kende van op de ULB. Hij was voorzitter van AG en van La libre Pensée en ik was een verantwoordelijke van Les Etudiants Socialistes. Ik was voorzitter van Les Etudiants. Willy Calewaert heb ik leren kennen als vrijzinnig politicus. We hebben vriendschap met elkaar gesloten. Hij heeft mij ook specifieke opdrachten gegeven als inspecteur. Spijtig genoeg is Willy te vlug gestorven en is de fakkel dan overgenomen door Willy Seeuws. Ik kende hem ook en had zeer veel eerbied voor hem, omdat hij een selfmade man was. Ik heb nog altijd veel eerbied, want hij leeft nog. Hij was iemand die uit de arbeidersklasse kwam en die als arbeider gewerkt heeft, als drukker, als ik mij niet vergis. Hij heeft zich opgewerkt tot senator. Il faut le faire quand-même. Wij hadden ook een zeer goede relatie, omdat hij zich in de socialistische partij bezighield met socioculturele organisatie en ik mij daar ook mee bezighield. Wij kenden elkaar ook vanuit die invalshoek. Willy Seeuws heeft dat ook niet kunnen volhouden en is niet verkozen geworden. Uiteindelijk is het dan Fred Erdman die de zaken heeft weten te realiseren, samen met Roger Lallemand. Fred kende ik ook vanuit mijn vroeger politiek leven. Er waren daar dus geen problemen.