VRIJZINNIGE VERHALENAVONDEN
Jean-Jacques De Gucht over niet-confessionele zedenleer, godsdienstles, school, ouders, vrijzinnigheid en onderwijs
Jean-Jacques De Gucht: Het gaat over de lessen zedenleer. Ik heb altijd zedenleer gevolgd. Ik ben ook niet gedoopt, alleen is dat in mijn generatie meer gebruikelijk dan in de generatie van mijn ouders en grootouders en verder. Als ik mij echter goed herinner, zaten we met vier of maximum vijf leerlingen in de les zedenleer, toen ik in de lagere school zat. Van dat aantal waren er volgens mij drie allochtonen. Zij gingen niet naar de lessen godsdienst.
Vanaf het eerste middelbaar was ineens het omgekeerde het geval. In de lessen godsdienst zaten nog vier of vijf kinderen en al de anderen zaten in de lessen zedenleer. Ik vond dat een bijzonder hypocriete aangelegenheid. Nadat men de plechtige communie had gedaan, was men plots vrij en mocht men kiezen. Dat is een van de redenen… Ik vind dat met betrekking tot de lessen zedenleer en godsdienst – wat het ook mag zijn –, dat je daar naar een systeem moet gaan waar die veel meer met elkaar kennismaken. Dat is één van de zaken waar het volgens mij vandaag aan schort.
Ik kom uit een gezin waar beide ouders vrijzinnig zijn, maar wij hebben een kerststal staan. Dat heeft vooral te maken met het feit dat de kerststal gemaakt is door een vriendin van mijn mama en dat het een mooie kerststal is. Ik denk dat ik zeven jaar was, toen we aan het tekenen waren in de les zedenleer. Iedereen mocht een kerstboom tekenen. Ik kon nog altijd niet tekenen, maar in ieder geval stond er iets op wat moest lijken op een kerststal. Die lerares vond dat verschrikkelijk, terwijl ik vind dat als een kind van die leeftijd een kerststal wil tekenen, je dat kind moet laten doen en je je daar niet druk over moet maken. Je moet juist naar openheid streven en niet vastzetten in een hokje. We hebben soms als vrijzinnige – en dat is ook wel begrijpelijk met de historiek – last om niet te eindigen op een even dogmatische manier als dat sommige gelovigen dat doen. Ik denk dat we daar enorm moeten mee opletten.
Ik heb een voorstel ingediend waar het de bedoeling zou zijn om vanuit het onderwijs in de laatste twee jaar de mogelijkheid te geven om de helft van het aantal uren met de verschillende erkende religies in aanraking te komen en dit om tot dialoog te komen. Ik ben ervan overtuigd dat in een globaliserende wereld, een multiculturele maatschappij – waarin er nog altijd mensen zijn die er niet in slagen met de ander te spreken, laat staan te luisteren – de sleutel het onderwijs is. Dat is namelijk het enige wat wij als maatschappij in handen hebben om openheid te creëren. De eersten die mij een mail stuurde om te zeggen dat we elkaar dringend moesten spreken, waren de vrijzinnigen.