Pioniers van de vrijzinnig-humanistische zorg
Els Goderis over de werking en hervorming van de pleegzorg
Els Goderis: En dan de overstap naar pleegzorg. Ik ben hier in Brugge begonnen. Het hoofdkantoor van West-Vlaanderen was hier in Brugge. En ik heb toen eigenlijk na een aantal maanden het kantoor – een antenne heette dat toen nog – in Kortrijk mogen opstarten. Ik heb dat eigenlijk wel heel graag gedaan, maar ik vond het heel slopend: de confrontatie met kindjes, jongeren die niet voor die situatie hadden gekozen. Het feit dat je samen met het pleeggezin echt wel je best deed om die kinderen, die jongeren een vaste thuis, een warme thuis te bieden, maar toch nog dikwijls geconfronteerd worden met het feit dat de jeugdrechter beslist dat de kinderen dan toch weer naar hun natuurlijk milieu gingen en wetende oké binnen een paar weken of maanden loopt het daar weer fout. Eigenlijk vrat dat enorm aan mij. Ik had daar veel meer last van dan met volwassenen. Volwassenen, ja sorry, ook in de gevangenis, ze hadden een fout begaan. Ik bedoel, dan moet je ook je verantwoordelijkheid nemen en je kunt zelf het heft in handen nemen om het anders en beter te gaan doen. Die kinderen waren het slachtoffer van de situatie en die confrontatie, ik sleepte dat te veel mee. En toen hier een plek vrij kwam in Brugge en ik zelf de kinderwens begon te koesteren, dacht ik: “misschien kan ik hier wel aan de slag.” Maar pas op, ik ben eigenlijk nog lange tijd vrijwilliger geweest binnen het bureau van het Comité Bijzondere jeugdzorg. Dus nadat ik bij opvang weg was, nog een tweetal, drietal jaar zeker, zochten ze altijd mensen om in het bureau te zitten van het Comité waar alle dossiers van heel de regio passeerden en werden besproken en voorgelegd door de consulenten. Dat is door die integrale toegangspoort en de jeugdzorg is compleet veranderd, is dat gestopt. Ik ben nog jaren wel betrokken geweest bij die problematiek, maar het was vanop een afstand. Pas op, er passeerden uiteraard nog namen die ik kende, maar voor de rest hadden de kinderen geen gezicht meer, of hadden de namen geen gezicht meer.
Lisa Dejonghe (interviewer): En dat is eigenlijk een comité dat de dossiers… Want hoe komen ze bij opvang terecht?
Els Goderis: Bij Opvang kwamen ze terecht, er waren drie mogelijkheden. Ofwel was het via Kind en Gezin, dus dat waren eigenlijk aanmeldingen. Dat kon via de school gebeuren. Of ouders zelf die zeiden van: “Kijk, ik sta er helemaal alleen voor, ik heb eigenlijk geen ondersteuning, geen netwerk en ik moet worden opgenomen in een ziekenhuis of een psychiatrie of whatever. Ik heb niemand die voor mijn kind kan zorgen.” Dat zijn kortlopende plaatsingen waar er geen echte problematische opvoedingssituatie aan vooraf is gegaan. Je weet in principe, een Kind en Gezin-plaatsing is beperkt in tijd. Kindjes gaan na verloop van tijd terug naar hun natuurlijk milieu. Laat ons zeggen, in 90 procent van de gevallen horen wij de mama, de papa is meestal buiten beeld.
Een tweede mogelijkheid was dat ze binnenkwamen via het Comité Bijzondere Jeugdzorg. En daar zijn die aanmeldingen ja, dat kan ook via scholen gebeurd zijn, CLB’s, whatever, die komen bij het Comité terecht. Het Comité ging dan op zoek van “wat is hier voor dat kind, of kinderen de meest geschikte oplossing”, omdat er een problematische opvoedingssituatie was. Dan gaat het Comité op zoek naar de pleeggezinnendiensten. Vroeger had je verschillende pleeggezinnendiensten, nu is dat ook één grote koepel, Pleegzorg, dus alles is gefusioneerd.
Lisa Dejonghe (interviewer): Vroeger had je dus verschillende….
Els Goderis: Vroeger had je bijvoorbeeld hier in West-Vlaanderen had je Opvang, dat was een vrijzinnige pleeggezinnendienst. Je had de West-Vlaamse pleeggezinnendienst, die was van katholieke oorsprong. Oiconde, katholiek. Dat waren de drie grootste denk ik. Je had er nog eentje maar …. Maar die zijn dus een aantal jaar geleden moeten fusioneren. Dat is niet overal even vlekkeloos verlopen. In Oost-Vlaanderen is het de directeur van Opvang Oost-Vlaanderen die directeur geworden is van Pleegzorg. Daar valt het mee, hier is het iemand vanuit het katholieke… Het is niet evident voor de collega’s die daar eigenlijk moeten zich inwerken, want het is ook serieus hervormd geweest.
En een derde mogelijkheid was via de jeugdrechter. De jeugdrechter die oordeelde dat de kinderen niet meer thuis konden wonen. Die ging dan op zoek naar een pleeggezin. Pas op, je had pleeggezinnen, maar je had ook instellingen. Op die manier kwamen de dossiers.
Lisa Dejonghe (interviewer): En hoe werd er beslist dan dat ze naar Opvang of naar een katholiek… Werd er gekeken naar de achtergrond van de kinderen?
Els Goderis: Ja dat zullen ze nooit durven zeggen denk ik. Dat zou soms meegespeeld hebben bij bepaalde consulenten, maar bij anderen dan weer niet. En soms had het ook gewoon te maken met wie er plaats had. Dus ja… Op dat moment, hier en daar zullen er consulenten geweest zijn die wellicht een voorkeur hadden of jeugdrechters die een voorkeur hadden op met bepaalde diensten te werken, maar dat zal zowel eens in het voordeel van Opvang zijn geweest en in het nadeel van een ander en omgekeerd. Opvang was een heel grote organisatie in de provincie, die stond heel sterk. We was niet in elke provincie even groot, maar in West-Vlaanderen was het een van de grotere spelers op de markt.
Lisa Dejonghe (interviewer): En met verschillende antennes dan?
Els Goderis: Aanvankelijk alleen in Brugge. Kortrijk is er dan bijgekomen en dan ik denk.. is er nog iets bijgekomen? Maar Kortrijk is vrij groot geworden, ik denk dat dat de twee grootste teams waren, Brugge en Kortrijk. Met de fusie is het een compleet ander verhaal. En zitten ze zeer verspreid hoor, is er een team in Diksmuide en Oostende denk ik. Twee in Brugge, in Kortrijk uiteraard. Ieper denk ik ook. Dus het is op een andere manier.