Vrijzinnige verhalenavonden
Rosa De Borger over heiligen, familie, atheneum, jeugd, communie, Kortrijk, niet-confessionele zedenleer
Rosa De Borger: Toen ik bij de zusters naar het school ging — in de lagere school — kregen we daar natuurlijk godsdienst, veel godsdienst. We moesten de catechismus uit het hoofd leren. Dat heb ik dus gedaan. We kregen daar gewijde geschiedenis. Dat waren verhaaltjes uit de Bijbel, maar het Oude Testament vond ik wel interessant. Dat waren zo’n mooie verhalen. Ik had het echter al moeilijk — van toen ik een jaar of tien, elf was — met God en de hemel en de hel en God die almachtig was en alwetend en wat weet ik allemaal. Die Heilige Drievuldigheid: dat was nog het moeilijkste van allemaal. Ik kon dat precies niet geloven. Maar toen vertelde de zuster natuurlijk ook over de paus en ik geloof dat ze zei dat hij 60 talen sprak: Geweldig, he. Dat was een heel verstandig man, dacht ik. Ik was zo verwonderd dat die verstandige man dat allemaal geloofde. Eigenlijk heb ik dus altijd getwijfeld en eigenlijk is het dan wel begonnen met het naar het atheneum te gaan, lessen zedenleer te volgen en heeft zich dat dan geleidelijk ontwikkeld.
Jimmy Koppen (interviewer): Waren uw ouders praktiserend?
Rosa De Borger: Niet echt, nee. Ze waren wel gelovig, maar ze gingen niet naar de kerk. Ik heb wel mijn plechtige communie, enz. gedaan.
Jimmy Koppen (interviewer): Maar dan toch naar het atheneum daarna?
Rosa De Borger: Ja. Dat was eigenlijk toevallig. Een kennis van ons zei dat er in Kortrijk — want ik woonde in Kuurne — een school was, het atheneum, waar je kosteloos onderwijs kon krijgen. Aangezien ik juffrouw wilde worden — ik wist dat al van toen ik een jaar of vijf was — zou ik dus verder studeren. Ik was de oudste van vier uit een arbeidersgezin en ze konden zich dat eigenlijk niet permitteren. Het atheneum was echter kosteloos. Dankzij het rijksonderwijs heb ik kunnen studeren. Ik denk dat ze dat nu allemaal zo niet meer weten, maar dat was toch zo.