Onderzoek
Een academische traditie: de academische opening vroeger en nu (F. Scheelings)
Autoritarisme, overdreven discipline, respect voor de hiërarchie, de arrogantie van het professoraat, conformisme: het zijn attitudes die aan de VUB weinig gewaardeerd worden. Protest, contestatie en tegenmacht gedijen er heel wat beter. - Els Witte, 1996
Wie het heeft over rituelen en tradities aan de universiteit, denkt direct aan de rituelen van de kringen, zoals de doop of de ontgroening. Maar elke zichzelf respecterende universiteit heeft ook officiële tradities: de academische openingszitting, de St-Verhaegenviering of de plechtige proclamatie. Als we het hebben over de academische opening, dan is de term traditie misschien meer van toepassing dan ritueel. In een ritueel is immers de volgorde van de handelingen van belang. De academische openingszitting bevat een aantal terugkerende handelingen, maar er is heel wat variatie in geweest.
In de negentiende eeuw is de openingsceremonie op de ULB in de eerste helft van oktober. Ze gaat meermaals door in de Gotische zaal van het Brusselse stadhuis, want het stadsbestuur is één van de voornaamste steunpilaren van de jonge universiteit. Er zitten slechts een zevental hoogwaardigheidsbekleders op het podium. De secretaris en de rector nemen er het woord. Er wordt een overzicht gegeven van de situatie van de universiteit en de rector houdt een inaugurale rede over een actueel onderwerp. In de eerste 25 jaar, als de herderlijke brieven van de bisschoppen de stichters van de universiteit nog bestempelen als “verderfelijke mannen” en de Universiteit zelf karakteriseren als “de emanatie van een duister genootschap dat zich hult in geheimzinnigheid” (1856), nemen mensen als Verhaegen graag wraak door het geloof en de kerkelijke instellingen ongenadig over de hekel te halen. Eens dat de universiteit gevestigd is, zullen latere rectoren ook een meer wetenschappelijk getint discours houden.
De openingszitting is geen rustige gebeurtenis. Het publiek kan fel applaudiseren, maar de studenten laten ook gemakkelijk een afwijkende mening horen. In 1888 zegt de rector bij een conservatieve uiteenzetting “Si j’obtiens votre adhésion messieurs…” waarop een snelle student hard “Non” roept en de zaal hilarisch reageert. Tegen het einde van de plechtigheid worden leuzen gescandeerd ten voordele van de vorige – meer progressieve – rector. In 1890 breekt tumult uit als de nieuwe rector zijn toespraak wil beginnen en de studenten roepen “Il ne parlera pas” en het ontslag van de rector eisen. Burgemeester Buls laat de politie aanrukken, hetgeen op een handgemeen uitdraait en de zaak nog erger maakt. De rector heeft zijn toespraak nooit gehouden. Het conflict loopt uit de hand en zal enkele jaren later eindigen in een schisma van de ULB.
Heel anders is de toon in 1919, na WO I. Deze keer zitten er ministers en heel wat professoren op het podium, en leidt burgemeester Adolphe Max de zitting. Men herdenkt de gesneuvelden en roept de jonge universitairen op om hen te eren door hard te werken en zich op morele wijze te gedragen. De zitting wordt afgesloten met de Brabançonne. Eenzelfde sfeer op de openingszitting van 20 november 1944, in bijzijn van koningin Elisabeth en prins-regent Karel.
De eerste academische opening van de VUB, in 1969, is een gewichtige gebeurtenis. Politieke zwaargewichten als oud premier Achiel Vanacker, Minister van Onderwijs Piet Vermeylen en Minister van Buitenlandse Handel Hendrik Fayaten nog vele andere luisteren naar de redes van rector Gerlo en voorzitter August De Winter, tevens liberale volksvertegenwoordiger in het arrondissement Brussel. Gerlo spreekt over – hoe kan het anders – “De derde Vlaamse Universiteit en de verdere uitbouw van het Universitair Onderwijs”.
Tussen de oude openingszittingen en die van na 1969 bestaat een groot contrast. In 1970 herschikken de universiteitsbesturen de macht. Waar de Raad van Bestuur vroeger vooral bestond uit gecoöpteerden (vertegenwoordigers van de politieke en economische wereld), krijgen de professoren, de studenten en het administratief en technisch personeel een aantal zitjes. Niemand kan nog alleen het beleid bepalen; er moeten altijd coalities gesmeed worden. Vanaf dan spreken de verschillende geledingen van de universiteit op de academische opening.
Omdat de andere geledingen ook mogen spreken, en omdat de rector daar vaak op ingaat, beperkt de voorzitter zijn uiteenzetting over de toestand van de universiteit. Daardoor neemt de openingszitting in de jaren 1970 en 1980 sterker de vorm aan van een ritueel. Een reporter van studententijdschrift De Moeial meldt in 1983: “Herman Conijn (ironisch bedoeld; het was uiteraard Herman Corijn), voorzitter van de Raad van Beheer, dompelde de zaal in een somber stilzwijgen: hij verwelkomde de levenden, maar herdacht de doden. Een hoogst onaangename taak, overigens. Daarna herinnerde hij ons eraan dat Roger Van Geen tot ererektor uitgeroepen werd en dat enkele eredoktoraten in alle vreugde werden toegekend.”
Centraal staat de openingsrede van de rector, waarbij deze enerzijds de toekomst van de universiteit belicht en zijn beleid toelicht en anderzijds de band tussen de universiteit en maatschappij in de verf zet door een kritisch discours. Zo spreken de rectoren Roger Van Geen en Bart De Schutter respectievelijk over “De universiteit in de gemeenschap” (1976) en “Als Universiteit in de branding” (1979). Rector Oscar Steenhaut is in 1984 zijn tijd ver vooruit met “Vreemdelingen: broeders of paria’s?“, terwijl rector Loccufier “De kern van de (nieuwe) universiteitseconomie” behandelt. In die jaren gaat het vaak over centen, want de jaren 1970 en 1980 worden gekenmerkt door besparingen op het onderwijs.
De andere geledingen gebruiken hun spreektijd vooral om protesten te laten horen. In 1971 hekelen de studenten het gebrek aan democratische besluitvorming. Ze begrijpen maar al te goed dat ze onderdeel geworden zijn van een systeem, maar daarom het beleid niet kunnen bepalen. In 1975 eisen de studenten van AMADA dat alumnus en minister van Nationale opvoeding Herman De Croo zijn post en liefst ook de zaal verlaat, wegens zijn voorstellen in verband met studieleningen en verhoogde inschrijvingsgelden. In 1983 laat het ACOD letterlijk ballonnen op om het voorgenomen ontslag van een werknemer te dwarsbomen en in 1989 willen de studenten niet komen spreken omdat ze kritiek hebben op het onderwijssysteem en ze hun gebrek aan inspraak op de korrel willen nemen. Het ATP wil ook niet komen omdat ze het niet eens zijn met hun statuut. Ze zullen nooit meer op het podium terugkomen. Het wetenschappelijk personeel ten slotte wil evenmin komen spreken omdat ze de werksituatie onhoudbaar zwaar vindt en te veel administratieve taken moet doen. Geld is een weerkerend onderwerp op de academische opening. Zozeer zelfs, dat de studentenvertegenwoordigers uiteindelijk opmerken dat de openingszittingen ‘voorspelbaar’ worden. Het academische karakter van de openingszitting – proffen vooraan, iedereen mag iets zeggen – kan de studenten niet echt begeesteren. In 1992 houden ze dan maar zelf een openingszitting, speciaal gericht op de studenten, met sprekers van Vrij Onderzoek, de Moeial, het BSG en met als thema: “Heeft de Vrije Universiteit een toekomst?” Het is geen succes.
De strijd van Els Witte voor een volledige universiteit en tegen de afbouw van de opleidingen in de jaren 1990 dwingt respect af bij alle geledingen. De neuzen gaan weer in dezelfde richting. Tijdens het muzikale intermezzo zingt De Zangfaculteit in 1999 in boxershort op de wijs van Da doo ron ron van The Crystals:
Ministers en regeerders groen of paars of rood
Wij staan hier bloot, bloot
D’unief gaat dood
Geef toch het onderwijs een extra cent
Haal ons uit ons hemd, hemd
Ons uit ons hemd
Haal het onderzoek
Uit zijn onderbroek
Betaal voor onderwijs
Een eerlijke prijs, prijs
Een eerlijke prijs
Minutenlange staande ovatie van de zaal, Minister van Cultuur Bert Anciaux rolt met tranen in zijn ogen van het lachen bijna van zijn stoel en Minister van Onderwijs Marleen Vanderpoorten kondigt met een rood hoofd extra subsidies aan in haar speech (hoewel dat laatste waarschijnlijk meer te wijten is aan het gelobby van de rector dan aan de sexy benen van de zangers).
In het begin van het millennium houdt de Bolognahervorming de studenten bezig. Het bestuur van de universiteit zit gewrongen tussen de regering en de studenten. Een student in De Moeial over de academische opening van 2002: “Vorig jaar vervloekten beiden [voorzitter en rector] de rectoraatbezetting, maar wat kwam uit hun mond gerold tijdens de Academische Openingszitting? Ze vinden Bologna eigenlijk maar kut en ze zijn tegen de veramerikanisering van het onderwijs!? Krijg nou tieten! Maar ja, boys will be boys.”
De vorm van de academische opening past zich vlotjes aan aan de wijzigende omstandigheden. In 2003 wordt de Universitaire Associatie opgericht en dus breidt het aantal sprekers in de jaren erop uit. Niet minder dan zeven sprekers nemen het woord in 2006, wanneer de opening samen met de Erasmushogeschool gehouden wordt. Rector Ben Van Camp gunt zijn plaats aan de voorzitters van beide instellingen, terwijl Fientje Moerman als vice-minister-president en Jean Paul Van Bendegem een maatschappelijke en wetenschappelijke duit in het zakje doen. Onder Paul De Knop vernieuwt de stoffige plechtigheid zich tot een moderne feestelijke plechtigheid. De traditie krijgt een nieuw jasje. Eerst doen videoreportages en warme spots hun intrede (2011). De intermezzo’s worden steeds meer door professionele presentatoren en muzikanten (Johan Verminnen, Bent Van Looy…) verzorgd. Daarnaast benadrukt de universiteit de band met de buitenwereld op allerlei originele manieren: in 2012 door de ondertekening van samenwerkingsovereenkomsten met de omliggende gemeenten en Unizo. In september 2015 en 2016 vinden de academische openingszittingen plaats in de grote Henri Le Boeufzaal in BOZAR, het Paleis voor Schone Kunsten en in 2017 in de Koninklijke Vlaamse Schouwburg. De opening wordt zo een ‘event’. De verplaatsing van de campus naar het centrum van Brussel, een stoet van fietsers, is uiteraard symbolisch: de VUB wil haar verbondenheid met de hoofdstad in de verf zetten en doordringen in de stad.
Conclusie: De openingszitting is meer een traditie dan een ritueel. Ze past zich vlot aan aan de tijdsgeest. Als je nu naar het event wil gaan is er gelukkig nog één zekerheid: het Lied van Geen Taal wordt nog altijd gezongen. Even repeteren dus, want met de hand op het hart en gesloten mond op de foto is gênant.
Een ingekorte versie van dit artikel verscheen in 2017 in BAM! van OSB. Verwijzen naar dit artikel kan als volgt: Scheelings Frank, Een academische traditie: de academische opening vroeger en nu, in BAM!, 6, 4 (2017), p. 6-8.