Vrijzinnige verhalenavonden
Luc Devuyst over Karel Poma en uitbouw van de RIBZ
Jimmy Koppen (interviewer): Laten we eventjes teruggaan naar de OVM. De persoon die eigenlijk het langst het voorzitterschap heeft waargenomen, is Karel Poma geweest.
Luc Devuyst: Ja.
Jimmy Koppen (interviewer): Is die rol van Poma groot geweest voor de ontwikkeling van de OVM?
Luc Devuyst: Die rol is zeer, zeer groot geweest en ik heb dat dus kunnen meemaken, want ik was ondervoorzitter van OVM, nationaal. Dus wij hebben heel lang, Karel en ik, heel lang kunnen samenwerken. Karel was de man die het doordrukte op politiek vlak en ik was dan de persoon die op meerdere punten de realiteit naar voren bracht en de aandacht precies vestigde op die realiteit die moest veranderen, die moest bijgestuurd worden. Dus wij vormden, laat ons zeggen, een zeer goed team, een zeer goed equipe, zodanig zelfs dat wij op een bepaald ogenblik de wens hadden, de idee hadden, om naast de cursus zedenleer eigenlijk, een structuur uit te bouwen die men zou noemen, de Hoge Raad voor de lessen, voor de cursus niet-confessionele zedenleer. Dat is er spijtig genoeg niet gekomen. Waarom niet? Omdat er een groot tegenkanting was uit syndicale midden. Er was een zeer groot tegenkanting uit syndicale midden, omdat tot op die dag eigenlijk, men veel gemakkelijker, veel ruimer eigenlijk initiatieven kon nemen, mensen kon plaatsen, en zo verder, en op die manier kon men dat niet meer, vreesden men. Men dacht dat men dus op die manier aan invloed zou inboeten en men is daar tegen geweest. In feite was die Hoge Raad de voorloper van de huidige RIBZ, want ik heb de gelegenheid gehad als voorzitter van Unie van Vrijzinnige Vereniging, van UVV, precies de RIBZ te kunnen installeren en de RIBZ te kunnen realiseren, door het werk van, samenwerken en zo verder – goed, dat is een ander thema dat we misschien kunnen aansnijden –maar ik had nog het wetsvoorstel van Karel Poma, in illo tempore, en ik heb dat terug boven gehaald na '93 en daar hebben wij dan eigenlijk de RIBZ op gebaseerd. We hebben dus wel ook geleerd dat we in de Raad van Bestuur afgevaardigden van de syndicaten moesten opnemen. We hebben ook geleerd dat we de leerkrachten daar moesten in laten vertegenwoordigd zijn en zo verder. Nu we hebben wel enkele lessen getrokken, bijgestuurd en wij hebben dus het oude wetsvoorstel bijgestuurd, terug naar voren kunnen brengen. Dat is aangenomen geworden door de vrijzinnige middens, door UVV en UVV heeft dan ook gezegd “voilà, wij gaan dat verder uitbreiden”. Het is gestructureerd geworden. De minister heeft dat getekend, hangt af van de grondwetsherziening voor een deel van '93 en van het decreet, ook van '93 en dan hebben we dus de RIBZ uitgebouwd in '94. In '94 is de reeks officieel ontstaan in het staatsblad en heb ik de gelegenheid gehad om Karel Poma aan te duiden als voorzitter van de RIBZ. Karel was dus de eerste voorzitter, aangezien ik vond dat het hem toekwam, aangezien hij dus in einde van de jaren '60, '68-'69, zich reeds bekommerde precies om die Hoge Raad voor de niet-confessionele zedenleer.
Jimmy Koppen (interviewer): Zou je dan kunnen zeggen dat dat de RIBZ uit OVM is voortgekomen of is dat te sterk uitgedrukt?
Luc Devuyst: Dat is te sterk, enerzijds, uitgedrukt om de eenvoudige reden dat wij eigenlijk op UVV verplicht waren door het decreet van '93 om een organisatie uit te bouwen die eigenlijk de taak van de RIBZ zou waarnemen. Waarom was dat noodzakelijk? En dat moest een organisatie zijn met een structuur vzw, dus met een juridische structuur. Dat mocht geen feitelijke organisatie zijn. Waarom? Wel, omdat de organisatie die men zou vormen, centen kreeg, niet voor het werk dat de organisatie deed, maar wel om de inspectieleden werkingstoelagen uit te keren. Dus in feite is de RIBZ zo'n beetje een bijoog, enerzijds van de administratie en anderzijds een bijoog van de vrijzinnige gemeenschap.