VRIJZINNIGE VERHALENAVONDEN
Lydia Deveen over Eerste Wereldoorlog, Vlaamsgezindheid, activisme, Tweede Wereldoorlog, collaboratie, verzet en valse Soir
Lydia Deveen: Mijn grootvader Deveen gaf al een sluikblaadje uit in de Eerste Wereldoorlog van 1915 tot 1918. De titel van dat blaadje was merkwaardig: “De Vlaamse leeuw”. Vlaamsgezindheid dus, maar de ondertitel daarentegen was: “Tegen het Duitsdom en tegen het activisme.” Dat waren dus de collaborateurs van toen. Dat blaadje gaf hij uit en drukte hij in zijn eigen kelder.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog is mijn vader al vanaf de eerste winter in de weerstand gegaan, in het onafhankelijkheidsfront, het Front de l’Indépendence. Hij was het hoofd van de sluikpers in Brabant. Hij was dus verantwoordelijk voor de verspreiding van de valse “Le soir”. Ik heb daar een beetje aan meegewerkt. Er waren namelijk leraressen die wisten dat ik er één kon bezorgen. “Le soir”, die nogal dunnetjes was, werd dan mooi geplooid en in een schriftje gestoken, tussen de kaft van het schrift en het schrift zelf. Ik gaf een schrift af aan de lerares en een uur later gaf ze me het schrift terug met een biljetje van tien frank of zo. Er moest natuurlijk voor betaald worden. Hij heeft het geluk gehad dat hij niet verraden werd, want en collega van hem – hij was onderwijzer – was ook in de weerstand. Misschien zegt die naam je nog iets: Andrée de Jongh. Dat was een jonge vrouw, een Engelse parachutiste, die diegenen die in België vielen tot over de Pyreneeën bracht in Spanje. Haar vader was ook in de weerstand en was een collega van mijn vader in de Josaphatstraat. Die collega van hem is een eerste keer opgeroepen door Gestapo en daar hebben ze hem gevraagd: “Ken je een zekere meneer De Coninck?” Hij heeft gezegd: “Nee, absoluut niet.” Dat was één van de schuilnamen van mijn vader. Die man is gefuseerd geweest, alsook nog andere vrienden van mijn vader en ook familieleden. Herman Liebaers – die is je wel bekend – heeft in Breendonk en Hoei gezeten. Wilchar, de zeer geëngageerde kunstenaar, die nog voor de oorlog lid was geweest van de Kommunistische Partij (KP), is een gewone opstandeling geweest. In zijn werken was hij zeer antikapitalistisch en hij heeft ook in Breendonk gezeten.