Pioniers van de vrijzinnig-humanistische zorg
Conny Verkest over frustratie
Conny Verkest: Dat is jarenlang een frustratie geweest. We moeten zorgen dat we aanwezig zijn. We moeten zorgen dat de mensen weten dat we er zijn. We moeten een gelaat hebben in het ziekenhuis, vandaar ook de affiches met foto. Maar we hebben in de eerste plaats respect voor de privacy. Uiteraard. Daar ligt een beetje de moeilijkheid en ook de frustratie: hoe maak je je bekend zonder in al die kamers binnen te gaan waar je niet moet zijn. Daarom heb ik ook een poging gedaan om met de hoofdverpleegkundigen te praten. Iedere keer opnieuw probeerde ik uit te leggen dat het belangrijk is om dat keuzeformulier in te vullen. Ik bleef dat ook telkens herhalen, want dat is het eerste dat vergeten wordt. Zeker ook op spoedgevallen. Dat is normaal, dat dat het eerste is dat ze vergeten, vandaar ook dat je het moet blijven herhalen. Daardoor was er ook enige frustratie, maar ondertussen gaat dat allemaal veel beter.
Inmiddels beschikken we ook over een systeem waardoor we op de hoogte gebracht worden wanneer patiënten die we in het verleden al eens begeleid hebben, opnieuw opgenomen worden. Door beter bekend te zijn, worden we natuurlijk ook meer gevraagd – zowel door patiënt en familie als door arts en verpleegkundige. Het is niet meer zoals vroeger en dat gebrek aan bekendheid was vroeger echt wel mijn grootste frustratie. Op een gegeven moment was kreeg ik een telefoontje van de aalmoezenier van de gevangenis: “Conny, er is iemand in het ziekenhuis die jou zeker nodig heeft, maar niet wist dat jij er was, dat er een moreel consulent was.” Ik heb dan onmiddellijk met die vrouw contact opgenomen. Het ging om een oude dame, wier man op geriatrie lag, volledig dement. Ze waren beiden vrijzinnig. Ik heb met die dame een goed gesprek gehad en zij zei: “Goh, ik voel mij eindelijk thuiskomen. Ik ben hier zo eenzaam geweest.” Dat is natuurlijk frustrerend. Ik heb die vrouw dan goed kunnen helpen en ook lang kunnen helpen, ook na het overlijden van haar echtgenoot. Maar het blijft frustrerend: waarom ben ik hier niet geraakt? Maar ja, je moet blijven voortdoen.
Op een gegeven moment hadden de verpleegkundigen van de intensieve dienst gezegd dat zij het heel druk hadden. Zij hebben amper tijd voor de familie, tenzij het natuurlijk de medische zaken betreft. Als de patiënt nog in coma is, pas wakker wordt of nog verward is, kunnen zij ook niet altijd direct aan de patiënt vragen wat hun overtuiging is. Of wie er mag komen. Ze vroegen mij: “Kan je niet zo nu en dan een keer passeren en gewoon binnengaan?” Ik vond dat dan al een hele stap vooruit dat die vraag vanuit de groep kwam. Zo moeten we verder blijven bouwen.