Vrijzinnige voorvechters
Sonja Eggerickx over onderwijs en Humanistische Jongeren
Sonja Eggerickx: De Werkgemeenschap Leraren Ethiek bestond al heel lang. Dat is dan ook nieuw leven ingeblazen door Luc De Vuyst en Michel Oukhow, die alle twee inspecteur secundair waren, en Lydia Blontrock die mij dan uiteraard enorm stimuleerde. Want eigenlijk was zij – de eerste voorzitter daarvan was Richard van Cauwelaert. Ik weet niet of dat een voorzitter was maar die was alleszins inspecteur, degene die het aangestuurd heeft - zij heeft dat dan voor een stuk ook overgenomen. Na een paar jaar hebben we daar een VZW van gemaakt, van die werkgemeenschap leraars ethiek… en ik ben nog altijd heel blij, het bestaat nog altijd, maar is veranderd in Digimores.
Jimmy Koppen (interviewer): Wat is dan het verschil tussen de werkgemeenschap en de OVM? Want het een is uit het ander voort gekomen?
Sonja Eggerickx: Nee, nee niet echt. De werkgemeenschap is eigenlijk door Richard Van Cauwelaert, die inspecteur was, opgericht om – dat waren kernen, in Gent onder andere, in Antwerpen, ik denk ook in Kortrijk, maar goed – waar leerkrachten samenkwamen om samen dingen voor te bereiden, lessen voor te bereiden, materiaal te zoeken, materiaal te wisselen, dus dat was eigenlijk de enige reden van hun bestaan, mekaar helpen. Het is opgericht voordat er specifieke opleidingen waren voor leraren moraal, dus dat was nodig. Mensen die uiteraard nooit zedenleer gevolgd hadden – maar er bestond geen opleiding – maar die wel vrijzinnig waren en die er wel iets wilde van maken. Er bestond geen enkel materiaal he, dus dat is dan op die manier gegroeid. Het is echt gekomen van de basis, dus van mensen die zeiden: ja wij moeten hulp hebben, terwijl de oudervereniging de cursus ging verdedigen. Zij hield zich niet in de eerste plaats bezig met het verzamelen van materiaal of het uitdelen, … of het deed dat misschien ook wel, ik weet het niet. Het bestaat al langer … enfin ik was 5 jaar ofzo, als dat opgericht is. Ik had daar geen idee van, maar in de verdediging van de cursus zelf zitten de leerlingen op een serieuze plaats, niet in de gang, niet in het bezemhok en al die verhalen, dus dat was wel een cruciaal verschil, zal ik maar zeggen.
In Ronse was er niks voor de jongeren. ik ben dus in Ronse in 1972 begonnen en ik ben daar ook gestart, of eigenlijk geherstart met de Humanistische Jongeren. Dat is een bloeiende groep geweest, maar daar merkte je ook dat als iemand verdween, dat de groep niet altijd bleef bestaan. Ik ben daar weggegaan omdat ik dan ondertussen licentiaat geworden was, als licentiate kon gaan werken in Halle. In Ronse heeft mijn opvolger zich daar niet echt mee bezig gehouden met die HJ, en dan valt dat weg voor een stuk. De meest actieve jongeren zelf, ja die gaan werken of naar de unief, of verder studeren, en die verdwijnen uit Ronse, en als dat dan niet doorgegeven wordt. Dat is een van de grote verschillen met volwassenorganisaties, dat is dat die jongerenorganisaties nog veel meer afhangen van een paar mensen, die die stimuleren, die verdwijnen omdat ze gewoon andere dingen doen. Vanuit Ronse Humanistisch Jongeren ben ik dan ook in het Bestuur van Humanistisch Jongeren federaal gaan zitten en ben ik ook 2 of 3 jaar voorzitter geweest van HJ Nationaal, zoals dat dan heette. Maar ja toen kreeg ik ne kleine en dat was niet evident om bij Humanistische Jongeren te zijn en dan ben ik zelf daar gestopt.