Pioniers van de vrijzinnig-humanistische zorg
Conny Verkest over bijstaan bij levenseinde en afscheidsplechtigheid
Conny Verkest: Ik kreeg in een weekend telefoon van een hoofdverpleger van I-dienst: ze hadden een jongeman van 16 of 17 jaar oud binnengebracht met een astma-aanval, die ging overlijden. De familie moest bijgestaan worden: mama, papa en twee zussen. Dat was een echt drama. Ik ben dan naar Brugge gereden. De bedoeling was dat die mensen toestemming gaven voor orgaandonatie. Dat was moeilijk voor die mensen, maar ze hebben het ook gedaan. Als je niet geweigerd hebt, kunnen ze het sowieso doen, maar in een ziekenhuis hebben ze liever dat iedereen toestemming geeft. Wat logisch is. Voor die mensen is dat al verschrikkelijk, het is al zo erg.
Ik heb veel gesprekken gevoerd: met de ouders, met de zussen, dan met de familie die kwam. De kamer in, de kamer uit, opnieuw. Dat heeft een hele dag geduurd. Samen met de mama heb ik foto’s genomen en nadien hebben we zijn krullen afgeknipt heb als herinnering en in zakjes gestoken. Dat zijn hele intense momenten. Dat gaat diep. Ik ben dan bij die mensen thuis geweest om de uitvaart voor te bereiden en vervolgens ook de uitvaartplechtigheid gedaan.
We waren op zoek naar een zaal, maar vonden er geen die groot genoeg was. Er ging zeer veel volk naar de afscheidsplechtigheid komen: de school, de jeugdbeweging, de familie. Ik schreef een brief naar de toenmalige burgemeester en die antwoordde dat de plechtigheid kon plaatsvinden in het crematorium. Maar dat crematorium was toen nog veel te klein, er was daar zelfs geen wachtzaal. Bovendien – en dat gebeurt niet vaak bij vrijzinnigen – wilden die mensen een begrafenis en dat moet natuurlijk ook kunnen. Die wilden helemaal niet naar het crematorium. Eigenlijk had ik de toenmalige burgemeester gevraagd om een ontzegende, herbestemde kerk te mogen gebruiken voor de plechtigheid, maar dat mocht niet. Ik weet niet hoe het nu zou verlopen, want dat is allemaal al lang geleden, hoor. We hebben de plechtigheid dan laten doorgaan bij de begrafenisondernemer. Die ruimte was veel te klein, dus heeft men daar televisies gehangen, zodat de mensen buiten op straat de plechtigheid toch zouden kunnen volgen. De ambulance is toen moeten komen omdat er iemand flauwgevallen was. Die familie was getroost, maar die zaal was allesbehalve goed. Ondertussen is dat ook al allemaal beter, maar dat zijn zo de dingen waar we ons doorgeworsteld hebben.