PIONIERS VAN DE VRIJZINNIG-HUMANISTISCHE ZORG
Jan Verlinden over adoptie (2)
Jan Verlinden: Wij woonden toen op de buiten, in Elewijt, een dorpje iets bezuiden Mechelen. Onze buren waren zeer eenvoudige, kinderloze mensen. Meneer was elektricien en mevrouw werkte als poetsvrouw in een boekhoudkantoor. Als buren raak je aan de praat. Op een zeker ogenblik bleek dat ze geen kinderen konden krijgen als gevolg van een medische behandeling van mevrouw en dat dat voor hen een probleem was. Ik zei: “Ik wil wel proberen jullie te helpen, maar of dat zal lukken, weet ik van geen kanten.” Goed, ik plaatste dus een annonce – ik ben vergeten in welk blad het verscheen –, die als gevolg had dat ik op een zeker ogenblik Etienne Scholliers, professor geschiedenis aan de VUB, heb ontmoet. Intussen is hij al op pensioen of op emeritaat. Prof. Scholliers had een zoon die in het Antwerpse jeugdrechter was. Daar ben ik niet heel zeker van. Ik ontmoette hem op een vergadering. Hij had de annonce gezien of iemand had hem erover verteld. Hij vroeg me: “Weet jij daar iets van?” Ik vertel hem het verhaal. Hij zegt: “Ik kan je misschien helpen.” Om een lang verhaal kort te maken: er was een kind geplaatst in een katholieke instelling – dat doet er niet toe. De moeder was prostituee in Antwerpen, de vader onbekend en alleszins onvindbaar. De moeder kwam af en toe, op onverwachte ogenblikken, eens opdagen, overlaadde dat kind met allerlei cadeautjes en verdween weer met de noorderzon. Het was geen bevorderlijke situatie voor dat kind. Via de instelling hadden ze aan de moeder gevraagd of het kind misschien kon geadopteerd worden. De techniciteit weet ik niet meer precies. Dat was mijn zorg niet, maar de jeugdrechter hield zich daarmee bezig. Dat kind kwam in aanmerking voor adoptie. Eerst nog met enig voorbehoud, want er moest een bepaalde termijn gerespecteerd worden.
De potentiële adoptieouders sprongen al zo hoog. Ik moest proberen dat af te remmen, want het was nog niet helemaal in kannen en kruiken. Ze hadden geen auto en ben er toen een paar keer mee naar de instelling gereden om met dat kind kennis te maken. Het was bijzonder ontroerend om te zien. Mijn zorg was niet die ontroering, maar ik wou proberen om dat tot het einde goed te krijgen. Dat is gelukt. Dat kind is geadopteerd. Nu is het een jonge vrouw. [...] Het was een schat van een kind. Ze is geadopteerd geworden en bonne et due forme met geboortekaartjes, enz. Het was een reeks van toevalligheden. Met de adoptiedienstverlening van Humanitas had dat nauwelijks iets te maken.