Pioniers van de vrijzinnig-humanistische zorg
Tania Ramoudt over de infrastructuur
Tania Ramoudt: In de meeste gevangenissen is er onvoldoende plaats om een bureau te hebben. Meestal moet je je bureau delen met iemand anders. In Hasselt bijvoorbeeld moesten we dat met iedereen delen; met twaalf mensen. Dat was maar de grootte van een cel. Wij moeten een computer ter beschikking hebben, alsook een telefoon. We moeten ook ons administratief werk kunnen doen. Je komt die mensen wel regelmatig tegen. Bovendien is er is ook een richtlijn vanuit het directoraat-generaal Penitentiaire Instellingen dat wij minstens tweemaal per jaar samen met een directielid overlegmomenten moeten hebben om de knelpunten te bespreken; zaken waarop we botsen. Het is ook niet altijd evident om met het personeel om te gaan in de gevangenis. Er zijn weleens personeelsleden die ons durven tegenwerken, die lastig doen. Dat is niet voor iedereen het geval, want er zijn ook mensen die fantastisch werk doen, maar hier en daar heb je er rondlopen die vervelend kunnen doen. Toen ik in Wortel werkte bijvoorbeeld, heb ik samen met de katholieke aalmoezenier een sessie mindfulness georganiseerd. In Hasselt bijvoorbeeld worden de pakketten van Bond zonder Naam elk jaar gezamenlijk uitgedeeld. Ze delen pakketten uit aan alle Nederlandstalige gedetineerden. Meestal wordt dat gedropt in de gevangenis, maar Hasselt is relatief nieuw. Die gevangenis is pas in 2005 opengegaan. Twee jaar nadien zijn de bezoldigden binnengegaan. Het was allemaal redelijk nieuw. Tradities waren er nog niet. Daar werkten we vrij goed samen. De pakketten van Bond Zonder Naam worden door de geestelijke verzorgers uitgedeeld. Dat is één initiatief dat we daar genomen hebben. Bovendien staken we er ook nieuwjaarswensen in. Er werd in Hasselt met de geestelijke verzorgers ook meegedaan aan een uitwisseling met Nederland. We gingen in Nederland een gevangenis bezoeken. Ze brachten van daar een tegenbezoek aan ons. Dat soort dingen gebeurt wel.