Vrijzinnige voorvechters
Hugo Dufour over vrijzinnige figuren
Jimmy Koppen (interviewer): We gaan op Willy Claes verder ingaan. Wat is zijn rol geweest in de uitbouw van de vrijzinnigheid?
Hugo Dufour: In die tijd was hij een politiek opkomende ster in Limburg. Hij kwam vanuit de VUB, hij kon zeer goed speechen, hij was razend intelligent, hij had dossierkennis – waar ik een uur nodig had om een dossier te doorgronden, had hij het op 10 minuten allemaal door. Willy Claes maakte in zijn publiekelijke leven een onderscheid tussen het socialisme en de vrijzinnigheid, want elke stem en elk lid was belangrijk, wat ook zijn levensbeschouwing was – dat was zijn redenering. Iedereen was welkom, maar wij mochten niemand tegen de haren wrijven, want dat kon dus niet. Het was dus een beetje dubbel. Hij legde vooral de nadruk op de uitbouw van het socialisme, maar ik denk dat hij intern ook actief was binnen een loge – want aan de drie puntjes in zijn handtekening te zien, is hij, denk ik, dus lid van een loge. Hij beleeft dat op een andere manier, niet publiekelijk en niet binnen de gestructureerde vrijzinnigheid, maar hij heeft altijd mee aan de kar getrokken en mee geduwd waar het kon, zij het niet publiekelijk.
Jimmy Koppen (interviewer): Er zijn ook nog twee andere figuren...
Hugo Dufour: Zeker. Belangrijk is ook die doorbraakactie, met Jef Ulburghs en op een bepaald ogenblik Karel van Miert e.d. Zij hebben die doorbraakactie gedaan – op dat moment waren de katholieken meer dan welkom bij ons: men stak de hand uit in de hoop dat men op die manier de vleugel ACW en ACV mee aan hun kant zou kunnen krijgen en die losweken vanuit de CVP. Vanuit die kant was vrijzinnigheid of godsdienst binnen de partij eigenlijk taboe. Daar werd dus niet over gesproken, iedereen deed daarna wat hij graag wilde doen.
Jimmy Koppen (interviewer): Zijn er twee andere figuren die achter de schermen, of voor de schermen, belangrijk geweest zijn? Denk bijvoorbeeld aan een Herman Corijn en een Jan Engelen. Wat weet u of herinnert u zich van die mannen? Wat was hun rol?
Hugo Dufour: Ik weet nog goed dat Herman Corijn toen een directeur was hier in de normaalschool, maar toen ik binnenkwam in 1963 was hij net inspecteur geschiedenis geworden. Hij was dus net weg en was opgevolgd door Schlusmans, maar hij woonde volgens mij nog in Hasselt en hij was toch nog actief. Tijdens de jaren 1960 heeft hij dan hier geprobeerd – vanuit nationale, omdat hij hier ook directeur was van die normaalschool – om een aantal leerkrachten warm te krijgen om hier het Humanistisch Verbond op te richten. Dat was in de jaren 1965, midden in de jaren 1960 al, actief, maar vooral bezig met grote lezingen. Het ging dan vooral over persvrijheid en over ethische problemen zoals voldoende voorlichting geven, voorbehoedsmiddelen – die mannen gingen met ganse pakketten voorbehoedsmiddelen de boerenbuiten op. Men gaf lezingen over hoe men dus zijn eigen bestemming kon geven... Limburg was op dat moment zeer kinderrijk. Er waren geen voorbehoedsmiddelen: ik kwam zelf uit een gezin van negen kinderen, maar in de buurt was het heel normaal om vijf, zes, twaalf, dertien kinderen te hebben. Dat gebeurde vanzelf, want er waren geen voorbehoedsmiddelen. Dat was dus hun eerste aanpak en zij hebben ook het CGSO opgericht, het Centrum voor Gezinsplanning en Seksuele Opvoeding. Van daar uit is dan ook de Oudervereniging voor de Moraal ontstaan, omdat de leerkrachten zedenleer op die manier beter gesteund werden en dus op die manier volwaardig aan hun trekken kwamen. De meeste lessen zedenleer die men gaf in de eerste jaren na het Schoolpact, dat waren... Er waren gewoon geen lokalen. Ik heb nog les gekregen in een waszaaltje, waar de mensen van het technisch onderwijs hun handen kwamen wassen en die kwamen verschonen. Daar kregen wij dan een uurtje zedenleer. Dus om die materiële omstandigheden van die leerkrachten beter te kunnen bewaken en de inhoud ook mee te helpen bepalen, ontstond er een soort syndicaat van ouders die die cursus tot en met verdedigde in die schoolstructuur.