Vrijzinnige verhalenavonden
Annette Grootjans en Ann Longrée over strijdvaardigheid, jeugdwerking en vrijzinnigheid
Annette Grootjans: Hoe rol je daarin? Je maakt vrienden en je staat achter een gemeenschappelijk idee en je zet daar samen je schouders onder. Eigenlijk was je je er niet van bewust dat je een strijd streed. Wel naar de inhoud van de dingen die je deed, omdat dat altijd gebeurde binnen het kader van je filosofie, maar we deden die dingen vooral omdat we ze graag deden. Een engagement.
Franky Van Ingelgem: Een maatschappelijk engagement.
Publiek: Ik denk dat het samenhing, na de Tweede Wereldoorlog, met de mentaliteit, de filosofie van de bevrijding van het individu. Dat je dat eigenlijk nagenoeg kunt laten gelijklopen met de mei ’68-beweging. Vrijzinnigheid, dat was bij mij geen punt, dat was een vanzelfsprekendheid. Eigenlijk is het begonnen met de wereldtentoonstelling van 1958 dat de banden werden losgemaakt en dat er veel meer economische inspraak kwam dan louter confessionele en morele inspraak. West-Europa begon in die periode op te fleuren als economische macht en daardoor kreeg iedereen meer zelfvertrouwen en zouden ze zich niet meer laten dirigeren door die “zwarte kaloten”.
Annette Grootjans: Een maatschappelijk engagement zat ook een stuk in mijn studie, dat zit in mij zeker?
Ann Longrée: Gewoonweg plezier beleven en mensen kansen geven. De anderen gaan naar de Chiro en naar de Scouts, enz., maar je hebt uiteindelijk niks voor de vrijzinnige jongeren. Dat gevoel heb ik als kind wel gehad, dat je daar wel een thuis had en dat je daar wel ergens die ontplooiing kon hebben van “ik mag hier ook spelen, knutselen, toneelspelen, zot doen”.