Vrijzinnige verhalenavonden
Eddy Vandewalle over leerkracht, Ronse, Oudervereniging voor de Moraal, vrijzinnigheid en Feesten Vrijzinnige Jeugd
Eddy Vandewalle: Er zijn een aantal – voor mij dan – belangrijke punten in de vrijzinnigheid. Het eerste punt is de vraagstelling. Alles kan in vraag gesteld worden. Aan het begin van het jaar kunnen de leerlingen bijvoorbeeld het hele bord vol schrijven met allerlei vragen die ze zich stellen. Alle vragen mogen dus gesteld worden. Je hebt dan natuurlijk manieren om op die vragen te gaan inpikken. Je heb een “waarom”-vraag, een “hoe”-vraag… Een “waarom”-vraag is een existentiële vraag. Een “hoe”-vraag gaat over wat we moeten doen, de wetenschap, hoe gaan we dat benaderen… De grond van de zaak van de vrijzinnigheid was bij ons dat je vragen kan stellen en vrij onderzoek – als ik het zo mag noemen – om na te gaan wat we daaraan kunnen doen of hoe we dat gaan bekijken. Het belangrijkste voor mij was het proberen te begrijpen in alle contexten: de andere mensen begrijpen… en op zoek gaan samen. Er is niemand die zegt: “En nu moet je dat aanvaarden of niet aanvaarden.” Je moet proberen argumentaties te zoeken. Wat ik verder ook belangrijk vind in de vrijzinnigheid, maar ook in de OVM –met de kinderen ging ik ook altijd op weekend – en voor het feest van de vrijzinnige jeugd, was een compilatie van samen gaan zoeken. Je mag geen “aapjesspelletje” gaan spelen: hoe gaan we de vraag stellen en hoe gaan we dat naar buiten brengen. Dat was eigenlijk een dynamisch iets. Het vroeg zeer veel energie, maar het had ook zijn mogelijkheden. “Begrijpen” is het sleutelwoord.
Jimmy Koppen (interviewer): Hoe belangrijk is de rol van de leerkracht hierin?
Eddy Vandewalle: Het leuke was natuurlijk dat je achtergrond moet hebben om vragen te kunnen stellen: wetenschappelijke benadering, filosofisch, economisch…. Je moet toch wat achtergrond hebben ook. Zonder inzicht kun je nooit tot een uitspraak komen. Er was ooit iemand die heeft gezegd: “Uitspraak zonder inzicht, leidt tot uitspraak zonder uitzicht.” Bij OVM is de sfeer ook belangrijk. Een probleem bij ons is – denk ik – dat de katholieke mensen naar de kerk gaan als een soort gemeenschappelijke beleving: luisteren naar muziek. Wij gaan dat gaan zoeken in de jazz. Ik doe dat ook in de klas zo. Je kan ook een gemeenschappelijke beleving hebben zonder naar een hogere sfeer te gaan. Je kan ook gelukkig zijn zonder God, zoals iemand zegt “een vrolijke atheïst”. Ik heb het gezegd tegen een collega die het een contradictio in terminis vond: “Waarom zou een atheïst niet vrolijk kunnen zijn?” Met die paradox moet je ook spelen. Eigenlijk is het ook een spel.