Vrijzinnige verhalenavonden
Paul Hoebrechts over vrijzinnigheid, familie, jeugd, onderwijs en humanisme
Paul Hoebrechts: Als kind moest je van God afraken. Ik zat in een katholieke kleuterschool. Je werd geconfronteerd met het zien van nonnetjes en kruisbeelden. Vooraleer je vrijzinnig of humanist wordt, moet je toch zien van God af te raken. Ik heb daar weinig moeite mee gehad. Ik zag thuis op de boerderij wat daar allemaal gebeurde. Ik zeg: “Dat kan hier niet kloppen.” Ik was die God nogal vlug kwijt. Dat is mijn begin van de vrijzinnigheid.
Daarnaast vertel ik nog een eigenaardigheid. Mijn ouders gingen naar de mis. Thuis waren er vier kinderen, maar wij mochten geen voet in een katholieke school zetten. Dat lijkt eigenaardig. Je zou kunnen zeggen: “Ze waren niet echt religieus of katholiek.” Wij moesten naar een officiële school gaan. Ik heb nooit geweten hoe dat kwam. Wij mochten ook niet naar een katholieke jeugdvereniging of een katholieke zaal in het dorp. Ik snap dat niet. Mijn ouders gingen wel naar de mis. Daar stopte het wel. De pastoor zou ook nooit thuis komen eten ter gelegenheid van communies bijvoorbeeld. De pastoor was niet zo gewenst.
In Nederland gebruikt men vooral het woord “humanisten” en “humanisme”. Ik denk dat dat het meest omvattende woord is om onze strekking aan te duiden. Daar zit ook het menselijke aspect in. Dat is mijn verhaal.