De oorsprong en ontwikkeling van het Feest van de Vrijzinnige Jeugd
Diverse volkeren hebben in de loop der tijden initiatieriten uitgevonden om jongeren als volwassenen te begroeten. Het feest van de vrijzinnige jeugd is een van de oudste Europese niet-confessionele overgangsceremonies, waarin jongeren de stap zetten om lid te worden van de vrijzinnige gemeenschap. In dit artikel geven we een kort overzicht van het ontstaan en de evolutie van het feest.
De directe oorsprong van het feest Vrijzinnige Jeugd is terug te voeren naar de pogingen van de Franse revolutionairen om Kerk en Staat te scheiden en de kerkelijke ceremonies te vervangen door een burgerlijke variant. Ze nemen hiervoor een hele batterij maatregelen, waarvan het burgerlijk huwelijk zeker het bekendste voorbeeld is. De hervorming van de -uiteraard door kerkelijke feesten gedomineerde- feestkalender geeft in 1793 aanleiding tot een voorstel in de Nationale Conventie (de wetgevende vergadering). Het ‘Fête de la jeunesse’ wordt als voorjaarsfeest en ‘fête sociale’ op dat en verschillende andere wetsvoorstellen gezet, en het ‘décret sur l’organisation de l’instruction publique’ van 25 oktober 1795 zal het feest uiteindelijk instellen. Het bepaalt dat het ‘Fête de la Jeunesse’ in maart gevierd moet worden.1 Hoewel dit decreet in de periode van het Keizerrijk (1804-1814) alweer wordt afgeschaft, zijn de jeugdfeesten in Frankrijk in de 19de en 20ste eeuw wel blijven bestaan, vaak op initiatief van de scholen van het openbaar onderwijs.
De oudste Belgische vermeldingen van het feest dateren van 1887 in Gent en 1888 in Verviers en Luik. Niet toevallig is dit een periode van hevige strijd tussen liberalen en socialisten enerzijds en katholieken anderzijds, waarbij de eersten het levensbeschouwelijke monopolie van de kerk proberen te doorbreken. Tussen 1862 en 1890 wordt het afwijzen van een priester in vrijdenkersmiddens zowat een plicht en wordt deelname aan de communieplechtigheid dus ook problematisch.2 Er moet een alternatief komen. Daarom zullen de vrijdenkersbonden in de arbeiderssteden in Wallonië (Charleroi, Luik,...) en in Vlaanderen (Antwerpen en Gent) en ook in de hoofdstad een alternatief feest organiseren. De oorspronkelijke naam van het feest, ‘communion laïque’ in Brussel en elders ‘sociale communie’ of ‘vrije doop’, ‘vrije communie’ of ‘anti-communiefeest’,3 laat weinig twijfel over het substituerend karakter.
In het begin van de 20ste eeuw krijgen de jongeren ook instructieboekjes: de ‘catéchismes rationalistes’.4 Soms wordt het feest ook ‘Feest der Jeugd van de Socialistische Kinderen’ genoemd. Heel sterk is hier de band met de socialisten, die door de katholieken als volkomen goddeloos werden bestempeld, aanwijsbaar. De feestelingen krijgen een rood lint opgespeld, met vermelding ‘vrije communie’. Omdat de ouders vaak te weinig middelen hebben om de kinderen behoorlijk te kleden, wordt een hulpfonds opgericht en wordt de openbare onderstand benaderd. Op de eerste vrije communie in Gent worden de zes feestelingen en hun ouders getrakteerd op een toen ongekend luxueus ontbijt bestaande uit chocolademelk en boterkoeken. De groepsgeest wordt aangewakkerd door het zingen van liederen en het opvoeren van een toneelstukje (later wordt dat vervangen door een concert). Na een toespraak van Edward Anseele, die in 1885 mee de Belgische Werkliedenpartij heeft opgericht en die in de jaren erop zal uitgroeien als de onbetwiste leider van de socialisten, krijgen de kinderen een diploma. Maar het feest is geen evidentie. Er is niet altijd voldoende belangstelling en de meer anarchistische vrijdenkers storen zich aan het substituerende karakter van het feest en vinden het helemaal niet nodig.5
Uiteraard veroorzaakt de Eerste Wereldoorlog een enorme breuk in de gewoontes van het dagelijkse leven. Door de kritieken raakt het feest tijdens het Interbellum in sommige steden in onbruik. Maar in een aantal grote steden houdt het stand. In Antwerpen, dat na de Eerste Wereldoorlog uitgroeit tot een socialistisch bolwerk, houdt de linkse familie Engels het feest in leven tot aan de Tweede Wereldoorlog.6
Na die oorlog legt de onderwijswetgeving de basis waarop de Feesten van de Vrijzinnige Jeugd tot bloei zullen komen. De wet-Buset-De Schryver van 1948 realiseert de keuze tussen godsdienst en niet-confessionele zedenleer in het middelbaar onderwijs. In het lager onderwijs moeten de kinderen nog godsdienst volgen en wordt de keuze pas doorgevoerd in 1959, door de Schoolpactwet.7 Onder impuls van een aantal enthousiaste inspecteurs (R. Van Cauwelaert, O. Bals,...) en vooral ook een bonte verzameling aan leraars zedenleer met een sterk persoonlijk engagement (J. Van Ussel, A. Vanhassel,...) wordt inhoud gegeven aan het vak. Bovendien bouwt de vrijzinnig-humanistische gemeenschap haar structuren uit. De leraren kunnen al gauw rekenen op de morele steun van het Humanistisch Verbond (°1951) en haar lokale afdelingen en vanaf de jaren 1960 ook op die van de Oudervereniging voor de Moraal (OVM, °1961).
De Feesten van de Vrijzinnige Jeugd zullen hier wel bij varen. Waar het feest voor de Tweede Wereldoorlog nog bestond, wordt het verdergezet. Nieuwe initiatieven staan vaak in het begin niet sterk. Nemen we het voorbeeld van Brugge rond het midden van de jaren 1960. Hilde is de enige leerlinge zedenleer op haar school. Ze krijgt in het eerste leerjaar les van de juf in een klein bureautje in de bezemkast onder de trap. Na een eerste kleinschalig Feest Vrijzinnige Jeugd in Brugge neemt Hilde zes achtereenvolgende jaren deel aan dat feest, want er zijn zo weinig vrijzinnige kinderen dat de kinderen meerdere keren mogen meedoen.8 De grote steden zijn, meestal om organisatorische redenen, aantrekkingspolen voor de feestelingen. Zo gaat het handjevol feestelingen uit Ronse in de periode 1966-1968 naar Gent, waar op dat moment ca. driehonderd feestelingen bijeenkomen.9 Feestelingen uit Vilvoorde gaan in de periode 1965-1974 naar Brussel. Meestal heeft er lokaal nog wel een aanvullende activiteit plaats.
In het Brusselse is het Janine Lahousse, lid van de ‘Ligue de l’Enseignement’ (een orgaan dat het Rijksonderwijs verdedigt), die in 1964 constateert dat de kinderen die godsdienst volgen in de klas van haar dochter op retraite vertrekken ter voorbereiding van hun communie, maar dat er voor de kinderen die niet-confessionele zedenleer volgen niets voorzien is. Ze vindt dat jammer, want ze wil haar dochter de mogelijkheid geven om deel te nemen aan een overgangsritueel aan het einde van haar lager onderwijs. Met de hulp van Jacques Bernard, die op dat moment voorzitter is van de ‘Ligue’ en ook inspecteur zedenleer voor de stad Brussel, wordt in zeven haasten een feest op poten gezet. Paul Danblon, componist en regisseur van het ‘théâtre de Wallonie de Liège’, schrijft het scenario voor de ceremonie en Serge Creuz ontwerpt een affiche (zie verder). Na een geldinzameling heeft in het Congrespaleis een groots feest plaats voor 450 jongeren, zowel Franstalige- als Nederlandstalige jongens en meisjes van 12 jaar.10 Vanaf 1975 wordt het Brusselse feest zo groot dat het gesplitst wordt in twee aparte taalgroepen. De Franstaligen verhuizen naar het Paleis voor Schone Kunsten en Vorst-Nationaal, de Nederlandstaligen worden uiteindelijk ontvangen in de grote Aula van de Vrije Universiteit Brussel.
In tegenstelling tot het einde van de 19de eeuw wordt het feest vanaf de jaren 1950 vooral van onderuit gedragen, door persoonlijke initiatieven van leraren NCZ en ouders. De inspanningen van HV (later HVV) en van OVM om te ondersteunen zijn goed bedoeld, maar niet constant. Vaak wordt er lokaal een inrichtend comité opgericht, voor de praktische organisatie en om geld in te zamelen. Geheel volgens de tijdsgeest verlenen lokale prominente vrijzinnigen en politieke mandatarissen (liberalen en socialisten) graag steun; ze kunnen op het feest ook naar buiten komen. Want het feest heeft in de jaren ’60 nog wel een politieke lading. De katholieke partij is nog oppermachtig en domineert het politieke spectrum. Het feest vormt een positief protest. Het initiatief slaat aan, wat resulteert in een boom aan lokale Feesten Vrijzinnige Jeugd (en Lentefeesten) vanaf de jaren 1960.11
Tot halfweg de jaren 1970 hebben de feesten een zeer klassiek karakter. Er is een kinderactiviteit, bijvoorbeeld een poppenkastvoorstelling of een theaterstuk, waarbij de kinderen toeschouwers zijn. Er is ook een officieel moment, soms zelfs zeer officieel ‘academische zitting’ genoemd, waarbij een lokale politicus of inspecteur moraal een redevoering houdt en waarna de kinderen hun diploma krijgen. Tot slot nemen de families deel aan een gezamenlijk banket. De redevoeringen en het banket staan sterk in het teken van de ouders en de vrijzinnige gemeenschap. Op verschillende plaatsen brengen de feestelingen ook hulde aan de moeders.
In de jaren 1970 – hier en daar wat voeger, elders wat later – heeft een fundamentele transformatie plaats en wordt het feest sterker naar de jongeren georiënteerd. Op verschillende plaatsen vertrekken de jongeren op weekend, waar toneelstukjes worden ingeoefend, die op de feestdag door hen zelf worden opgevoerd. De organisatoren doen meer en meer beroep op de diensten van de Humanistische Jongeren (°1968), die gewend zijn het de jongeren centraal te zetten.
Met de doorbraak van het feest in de jaren 1960 komt ook de iconografie tot stand. De kinderen krijgen dan nog vaak een gebruiksvoorwerp als cadeau, waarop ‘Feest van de Vrijzinnige Jeugd” en een datum opgedrukt staan. Die cadeaus waren in die tijd nog niet altijd op de kinderen zelf gericht. Een mooi voorbeeld hiervan is de boekomslag die Hilde ontving in haar eerste leerjaar. Vanaf het moment dat de organisatoren het kind sterker centraal zetten, kiezen ze gemakkelijker voor iets moois, zoals een kunstwerkje.
De Brusselse kunstenaar Serge Creuz ontwerpt sinds 1964 alle flyers en reclame voor het Feest Vrijzinnige Jeugd in Brussel. Zijn ontwerp, waarin enkel de hoofden van een jongen en een meisje te zien zijn, is in vrijzinnig-humanistische kringen een bekend voorbeeld geworden. In 1974 ontvangen 1000 kinderen de lithografie. Onder impuls van de pas opgerichte Centrale Raad der niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschappen in België, wordt de litho ook gebruikt voor de uitgave van een postzegel. Met een oplage van 5,5 miljoen is dit een sterk statement om het Feest in de kijker te zetten. De uitgave komt er naar eigen zeggen “ter ere van het tienjarig bestaan van het Feest Vrijzinnige Jeugd”. Dat klopt voor Brussel, waar het feest in 1964 voor het eerst doorgaat, maar niet voor bijvoorbeeld Antwerpen, waar het feest een oudere traditie heeft. De tekening die Mario Vansteenkiste maakt voor het feest in Gent in 1967 geeft bijzonder mooi de overgang van kind naar volwassene weer, waarbij een kritische noot niet ontbreekt. Het kind wordt er voorgesteld als een jongvolwassene en niet meer als kind: een belangrijk verschil met de uitwerking van Creuz.
In de afbeeldingen komt naast de symboliek van het kind, ook die van het licht vaak terug. Het feit dat sommige inrichtende comités het de moeite vonden om er een logo voor te ontwerpen, bewijst het grote belang dat de vrijzinnigen eraan hechten. Het logo van het inrichtend comité van het Feest van de Vrijzinnige Jeugd Agglomeratie Antwerpen is opgebouwd rond de fakkel en mooi ingekleurd. Het logo dat gebruikt wordt op de info- en contactdag Feest Vrijzinnige Jeugd-Lentefeest in november 1994 in het Atheneum Pitzemburg in Mechelen is ook heel sterk gestileerd en ruim verspreid.
Het Feest voor de Vrijzinnige Jeugd kent dus een lange geschiedenis. Anno 2019 is het niet meer weg te denken uit de moderne geseculariseerde samenleving. We willen dit korte overzicht in de toekomst graag nog aanvullen met getuigenissen van mensen die vroeger hun Feest van de Vrijzinnige Jeugd deden. Momenteel is die geschiedenis te weinig bekend en nauwelijks gedocumenteerd. Herinner je je feest van de vrijzinnige jeugd nog goed? Vond je het een leuke en verrijkende ervaring die grenzen verlegde? Of vond je het een vervelende of saaie bedoening? Heb je misschien nog foto’s of objecten die als cadeau werden gegeven en die in een kast liggen te verkommeren? Neem contact met CAVA of schrijf je getuigenis op. We werken momenteel aan een boekje over de geschiedenis van de Feesten van de Vrijzinnige Jeugd, waarvan de verschijning tegen het einde van het jaar gepland is. Wie weet vind je jouw getuigenis erin terug. We vinden het bijzonder fijn als je je verhaal met ons wil delen.
Voetnoten
- http://www.cosmovisions.com/$FetesRevolution.htm, geraadpleegd op 5 februari 2019.↥
- TYSSENS (Jeffrey) en WITTE (Els). De vrijzinnige traditie in België. Brussel, 1996, p. 62.↥
- TYSSENS (Jeffrey) en WITTE (Els). De vrijzinnige traditie in België, p. 63.↥
- ASSE (P.). Mon catéchisme ou la morale telle que je la conçois. Bruxelles, 1911; ROBYN (J.). Le nouveau catéchisme du libre penseur suivant la Raison et la Science. Bruxelles, s.d.; ID. Entretiens rationalistes. Bruxelles, s.d.; SOSSET (P.). La libre pensée et l'idéal. Bruxelles, 1904. ↥
- https://www.vrijzinnigwestvlaanderen.be/de-media/thema-artikels/begin-lentefeest↥
- BE CAVA Vrijzinnig Studie-, Archief- en Documentatiecentrum (VSAD) ‘Karel Cuypers’, VSAD28, Documentatiedossier "Feest Vrijzinnige Jeugd".↥
- BORMS (E.). "Officieel onderwijs en niet-confessionele zedenleer," in: COENE (Gily), KOPPEN (Jimmy) en SCHEELINGS (Frank) (reds.). Op zoek... De evolutie van het vrijzinnig humanisme in Vlaanderen sinds de Tweede Wereldoorlog. Brussel, 2018, p. 95.↥
- BE CAVA Collectie Audiofragmenten, AUD34, Interview met Hilde Hegman.↥
- JONGHMANS (R.). Vlaanderen en het Feest van de Vrijzinnige Jeugd: Ontstaan, verspreiding en de actie van de Oudervereniging voor de Moraal (1960-2000). Brussel, VUB (onuitgegeven masterpaper), 2017, p. 86.↥
- BOSSE (J.). "La Fête de la Jeunesse Laïque : un rite de passage autour de la notion de libre-examen", https://ligue-enseignement.be/la-ligue/chroniques-historiques/la-fete-de-la-jeunesse-laique-un-rite-de-passage-autour-de-la-notion-de-libre-examen (geraadpleegd op 12 februari 2019).↥
- Meer hierover bij JONGHMANS (R.). Vlaanderen en het Feest van de Vrijzinnige Jeugd: Ontstaan, verspreiding en de actie van de Oudervereniging voor de Moraal (1960-2000). Brussel, VUB (onuitgegeven masterpaper), 2017.↥
Dit artikel verscheen eerder in Het Vrije Woord. Verwijzen naar dit artikel kan als volgt: DE NUTTE (Niels) en SCHEELINGS (Frank). "De oorsprong en ontwikkeling van het Feest van de Vrijzinnige Jeugd", in: Het Vrije Woord, 64, 1/2 (2019), p. 7-10.