Pioniers van de vrijzinnig-humanistische zorg
Conny Verkest over palliatieve begeleiding
Conny Verkest: Een hele tijd geleden heb ik eens een man van 52 begeleid, een voormalig leraar. Hij was alleenstaand en had een dochter, een zus en nog een goede vriend. Die zus is na al die tijd trouwens nog altijd een hele goede vriendin van mij. De man was terminaal en was zich heel erg bewust van zijn situatie. Hij wou in het ziekenhuis blijven om te sterven. Je moet weten dat we altijd de beste plaats zoeken voor een persoon om te sterven: kan het thuis, kan het op de palliatieve eenheid? Willen ze in het ziekenhuis blijven? Die man wou absoluut in het ziekenhuis blijven, omdat het ziekenhuis en de afdeling over de jaren heen heel vertrouwd was geworden. Dat is inderdaad vaak het geval: patiënten krijgen er jarenlang therapie, zijn er vertrouwd met die afdeling, die artsen, die verpleegkundigen en ook met mij. Bovendien had hij een kamer alleen, want in de palliatieve zorg krijgt ieder een enkele kamer.
Hij had nog allerlei plannen gemaakt en wou die stap voor stap samen met mij afwerken. Hij wou zijn leven echt wel helemaal afronden. Zo ben ik samen met hem nog eens naar het huis van zijn moeder gegaan, om afscheid te nemen van het ouderlijk huis – zijn mama leefde nog. We zijn samen naar de school waar hij lesgaf gegaan, om nog één keer zijn klas te zien. De leerlingen stonden allemaal op de speelplaats – dat was zeer beklemmend. Die leerlingen waren ongelooflijk: ze zijn zelfs beginnen applaudisseren – omdat ze dat ook wel wisten. We hadden het bezoek niet aangekondigd en het uur was ook niet gepland, maar toevallig was het speeltijd en ze zagen ons aankomen. Die leerlingen zijn beginnen applaudisseren en hij heeft hen nog kort toegesproken, een beetje vaderlijk. We zijn ook naar zijn dochter gegaan. Hij wou daar ook nog een keer zijn, bij zijn kleinkinderen. De relatie met zijn dochter is ook heel veel vernauwd, zij is ook heel nabij gekomen. Er zijn dan brieven geschreven: van hem, van haar, van zijn zus. Ik heb bij hem trachten te helpen waar nodig.
Wat hebben we nog gedaan? Hij wou eigenlijk nog een helikoptervlucht maken, maar hij was al te ziek, dus dat is niet meer gelukt. Hij wou ook nog een keer seksuele betrekkingen hebben, dus hebben we viagra moeten regelen. Op voorschrift. Seksuele betrekkingen op voorschrift. Op de kamer, geen bezoek. Van een bepaald uur tot een bepaald uur mocht er niemand binnen, want dat was het moment. Dat moet kunnen en dat heeft hij dan ook gedaan.
Hij heeft ook zijn grenzen verlegd, hoor. Hij had gezegd dat hij nooit in een rolstoel wou terechtkomen, maar dat heeft hij dan toch gedaan. Mensen verleggen hun grenzen, omdat hun wereld alsmaar kleiner wordt. Hetgeen belangrijk was, verandert. De zingeving komt heel duidelijk naar voor. De zingeving is ook de beleving van wat voor hen heel belangrijk is en was. Wat was belangrijk? Wat is nu belangrijk? Wie of wat komt op de voorgrond? Wat wil ik nog? Wat wil ik niet meer? Die wereld wordt alsmaar kleiner en kleiner tot op het moment dat die rolstoel niet meer belangrijk is. Helemaal op het laatste is hij dan overleden, heel bewust. Hij heeft bewust zijn ogen toe gedaan, gezegd “ja, ’t is goed, begin maar” en is heel bewust gestorven.