Pioniers van de vrijzinnig-humanistische zorg
Conny Verkest over de palliatieve eenheid in Brugge
Conny Verkest: Op een gegeven moment – ik denk dat dat in 1993 was – hebben we de palliatieve eenheid in Brugge opgericht met diezelfde groep. Ik maakte deel uit van die groep en ik ben dan de eerste moreel consulente geworden op de palliatieve eenheid in Brugge. Ik heb dat daar ook helpen oprichten tot in de kleinste details. De eerste verpleegkundigen die daar werkten, hebben een opleiding gekregen. Samen met de aalmoezenier heb ik daar het spirituele luik verzorgd. Ik heb dat ook jaren gedaan voor palliatieve thuiszorg in Brugge. We zijn allemaal begonnen als pionier en dat is geleidelijk aan gegroeid. Nu is dat allemaal veel professioneler georganiseerd en hoef ik dat zelf niet meer te doen, want nu zijn er professionelen die dat doen. Ik denk dat Alexander Verstaen dat nu doet.
Lisa Dejonghe (interviewer): Bedoel je dat hij nu de opleiding geeft aan de vrijwilligers?
Conny Verkest: Met de oprichting van de palliatieve eenheid was dat een opleiding voor de eerste verpleegkundigen die daar werkten. Samen met de aalmoezenier heb ik jarenlang, een keer per jaar, het spirituele luik van de opleiding voor de federatie palliatieve zorg verzorgd. Dat was soms met maatschappelijk werkers, soms met zorgkundigen… Nu moet ik dat niet meer doen, want nu wordt dat door andere mensen gedaan. Dat verloopt allemaal veel professioneler dan in het begin.
De palliatieve eenheid werd opgericht. Aanvankelijk waren er twee bedden, vervolgens vier en intussen zijn het er negen. Daar blijft het nu wel bij, want anders is het niet kleinschalig. Onze eerste gesprekken gingen over hoe we het gingen aanpakken. We bespraken zelfs in welke kleur we de muren zouden verven. Dat gebeurde met veel humor. Als je dergelijk werk doet, heb je humor nodig, anders hou je het niet vol. Een van de verpleegkundigen zei: “Ik zorg voor een kanariepietje.” We wouden het immers huiselijk maken. “Ik zorg voor een kanariepietje, Conny, jij zorgt voor een visbokaal.” Ik antwoorde: “’t Is goed, jij krijgt je visbokaal.” Ik ben dan in Brugge bij de vrijzinnigen rondgegaan en heb de situatie uitgelegd. Uiteindelijk had ik geld genoeg voor een aquarium, eentje met plantjes en een filtersysteem . Dat aquarium staat daar nu nog, maar de vissen zijn natuurlijk niet dezelfde. Ik denk niet dat ze nog weten dat ik voor dat aquarium gezorgd heb.