Pioniers van de vrijzinnig-humanistische zorg
Conny Verkest over de palliatieve eenheid
Conny Verkest: Zo was er ook een keer een koppel op de palliatieve eenheid: zij was terminaal ziek, had een agressieve tumor. Ze hadden twee dochtertjes, van 12 en 14. Zij wilden een moreel consulent en ik ben vaak bij hen geweest. Maar toen het sterven naderde, liep de mama van Martine, die ging sterven, weg. Zij was helemaal overstuur, over haar toeren en helemaal in paniek. Ze hebben mij geroepen en ik heb toen geprobeerd om met hen en met haar te praten en wat bleek? Die mama was heel gelovig. Ik heb toen de aalmoezenier gebeld – daarom ook dat het belangrijk is om een goede verstandhouding te hebben. Die aalmoezenier is toen meteen gekomen. Wij waren op de palliatieve eenheid, maar hij was in het ziekenhuis, en hij is meteen op zijn fiets gesprongen. Wat bleek? Die mama was er van overtuigd dat ze haar dochter gekregen had van God en moest teruggeven aan God. Dat haar dochter dus de ziekenzalving moest hebben. Martine wou dat uiteraard niet en wou ook een vrijzinnige plechtigheid. Die pastoor heeft dan met haar gepraat en haar ervan overtuigd dat ze Martine mocht loslaten. Dat het goed was, dat ze mocht. Hij heeft samen met haar gebeden, terwijl ik bij hen was. We hebben die mensen samengebracht en dat is allemaal heel mooi kunnen gaan. Tot zo verre dat ik ook rekening hielt met haar op de plechtigheid en dat ze zich ook betrokken en getroost voelde. Dat was ook voor Martine wel heel belangrijk, want zij wou haar mama bij zich. Dat is zo goed kunnen verlopen.