Vrijzinnige verhalenavonden
Rosa De Borger over familie, Kuurne, burgerlijk huwelijk, doop en kinderen
Rosa De Borger: Ik was de tweede in Kuurne. De eerste was mijn zuster, die nochtans altijd godsdienst gevolgd had. Ik was eigenlijk de tweede die niet voor de kerk trouwde, maar mijn ouders hielden dat wel stil. Ik had een moeder en een stiefvader, die trok zich van niets iets aan. Mijn moeder was zes maanden voor dat ik trouwde een café begonnen en zij dacht: “Als mijn dochter niet trouwt voor de kerk, dan ben ik hier mijn klanten kwijt of dan kan ik hier geen klanten krijgen.” Ik was oud genoeg opdat mijn ouders er niet meer moesten bij zijn en dat gebeurde in stilte: geen feest en ’s anderendaags op huwelijksreis. Mijn kinderen zijn ook niet voor de kerk getrouwd — mijn dochter tenminste, want mijn zoon is niet getrouwd.
Jimmy Koppen (interviewer): En zijn ze gedoopt?
Rosa De Borger: Ze zijn ook niet gedoopt en daar is eigenlijk ook een anekdote aan verbonden. Ik lag in de kraamkliniek en mijn dochter werd zes weken te vroeg geboren, dus prematuur. Zij lag direct vanaf de eerste dag in de couveuse en dat voor een paar weken denk ik, ik weet dat zo precies niet meer. De tweede of de derde dag kwam de aalmoezenier van de kliniek langs. Ik geloof dat ze dat zo noemen. Die kwam dus vragen: “Ja mevrouw, wanneer gaat ge het kleintje laten dopen?” En ik zei: “Dat wordt niet gedoopt.” Die mens kreeg precies alle kleuren: hij was kwaad en verontwaardigd. “Niet dopen, niet laten dopen? Ja, maar ja, ik heb dat eigenlijk al laten dopen, want ge kunt dat wel weten met een prematuurke.” Dat zei hij dus tegen een moeder die pas bevallen was van haar eerste kindje, dat in de couveuse lag. Dat was het antwoord dat ik kreeg en dat vond ik toch wel bijzonder grof.