Vrijzinnige verhalenavonden
Paul Hoebrechts over crematie, Emile Van der Niepen, Willy Calewaert, Tienen, communisme en Outgaarden
Paul Hoebrechts: Die crematiehistorie van Emile Van der Niepen – een aantal kennen die man wel – was als volgt: Het was in Outgaarden. Er was een man wiens vrouw was overleden. De man was links georiënteerd, socialist, syndicalist, vrijzinnig. De crematie stond nog in haar kinderschoenen. Er was geen strooiweide. Er was niets. De gemeente wou dat niet doen, was niet geïnteresseerd, want zo’n vrijzinnige dat bracht alleen maar miserie met zich mee.
De man zocht contact of kwam in contact met Emile Van der Niepen. Emile Van der Niepen, actief tot en met, zou daar iets aan doen. Hij ging naar Antwerpen, want daar was een vereniging voor crematie met als voorzitter minister – hij was tijdelijk minister – Willy Calewaert. Emile zei: “Je moet eens naar ons komen en we moeten daar een propaganda-activiteit voor maken ten bate van crematie.” “Crematie” was een jonge vereniging. De wetgeving was toen anders. Deze stelde de crematie en de begrafenis nog lang niet gelijk.
Die man, die weduwnaar, was al op dat kerkhof en wou dat toch een beetje plechtig doen. Hij was met stenen tegen een muur een klein tombeetje gaan metsen. ’s Nachts werd dat dan afgebroken. Dat gaat dus zomaar niet.
Emile Van der Niepen heeft er een heel verhaal rond uitgewerkt. Ik heb hem daar nog over gemaild, want nu woont hij het grootste deel van de tijd in Spanje. Ik zal het voorlezen:
“Dat was de eerste asverstrooiing in het Hageland. Het was van een vrouw van een communistische en crematiemilitant: heel vriendelijke mensen, doch hun naam ben ik vergeten. De verassing was toen nog in Ukkel. De dag voor de asverstrooiing bezocht ik voor de tweede maal de burgemeester van Outgaarden – hij woonde op een boerderij – om de ambtenaar van zijn gemeente te oefenen hoe de verstrooiing moest gebeuren. De burgemeester zei me dat hij dat zelf wel zou doen. De dag van de verstrooiing, een zaterdag, was ik bij Winne, de begrafenisondernemer, de asurn gaan halen en had die achter mijn zetel in de wagen gezet. Toen ging ik dus naar de Grote Markt van Tienen, want daar moest ik Willy Callewaert oppikken. Die sprong bijna uit zijn vel toen hij zag dat die asurn in de wagen stond en hij zei: “Maar dat mag niet, dat zijn hier broussetoestanden!” Op de begraafplaats had de partner van de overledene zelf een asverstrooiingsweide en een columbarium geplaatst. Dus die man had dat daar zelf moeten doen. Daar stelden we vast dat er geen burgemeester was, wel een werkman van de gemeente. Die heb ik in het plaatselijke dodenhuisje geholpen om de asurn over te gieten in het verstrooiingstoestel en hem daar geoefend hoe en op welke wijze hij dat moest uitstrooien. Ik had vooraf de windrichting uitgezocht. Het was een heuglijke – tussen haakjes – dag voor de crematie met betrekkelijk veel volk en pers. Wanneer het juist was? Ik denk 1977-1978. Dat was het verhaal van de eerste crematie van het Hageland in Outgaarden."