Vrijzinnige voorvechters
Hugo Dufour over uitdrukkelijk vrijzinnig
Jimmy Koppen (interviewer): Kan men vandaag de dag uitdrukkelijk vrijzinnig zijn?
Hugo Dufour: Ik denk dat wel. Als je het principe van zelfbeschikkingsrecht aanvaardt, als je het principe van vrij onderzoek aanvaardt en als je aanvaardt dat er geen waarheid bestaat, dat de waarheid telkens maar een facet is van wat verder onderzocht en afgewogen moet worden – ik denk dat je, als je in die richting gaat, vrijzinnig bent.
Jimmy Koppen (interviewer): En de morele consulenten nu? De tendens nu is dat men morele consulenten niet meer zozeer inschakelt omwille van het feit dat men vrijzinnig is of omdat men expliciet een vrijzinnige plechtigheid wil of vrijzinnige adviezen, waarbij men zegt: "Kijk, dat is iets anders, dat is niet katholiek". Dat is geen ideologie die meer meespeelt.
Hugo Dufour: Nee, dat klopt, en dat vind ik ook weer zo’n rare ontwikkeling. De huizenvandeMens staan voor iedereen open – voor iedereen. Men geeft dan een aangepaste plechtigheid of een aangepast gesprek, à la tête du client, om mensen te helpen. Misschien is dat een basisvoorwaarde om inderdaad contacten en vertrouwen te kweken, maar ik denk dat we toch een stap verder moeten gaan. Onze eigenheid, het vrijzinnig humanisme, is nog altijd onze business, he.
Jimmy Koppen (interviewer): Was dat vroeger anders? Benadrukte men dat vroeger meer?
Hugo Dufour: Vroeger was de dominantie van die kerken zodanig groot dat ze die mensen naar ons toe dreven. De dominantie van die kerk is nu niet meer zo groot: zij passen zich aan, zij zijn diplomatisch, zij gaan niet meer tot de kern van hun geloof, zij bewegen zich meer op het vlak van het humanisme,... De schade die men aanricht vanuit de kerk is minder groot dan vroeger, toen je hele leven, je toekomst en je carrière soms op het spel stonden als je vrijzinnig was. Ik heb nog gevoetbald bij een goede ploeg – al zeg ik het zelf, want ik heb gevoetbald tot in Bevordering bij Zonhoven – en toen ik bij Cercle Mechelen speelde, wilde Verbroedering Mechelen een transfer van mij. Maar die voorzitter en die bestuursleden zeiden: "Dat is een vrijzinnige. Wij gaan die hier toch niet in huis halen?" Mijn transfer ging dus niet door. En toen Bekaert in de jaren 1980 opgericht werd in Lanklaar, moesten degenen die aangeworven werden, een rekening nemen bij het BAC en katholiek gesyndiceerd zijn – dan pas kreeg je de voorkeur om daar aan de slag te gaan. En er was zoveel vraag naar omwille van de sluiting van de mijnen. Men eiste dat dus! De dominantie en de arrogantie waren ontzettend groot, maar zijn nu wel weg.
Jimmy Koppen (interviewer): Vanaf wanneer kon je specifiek hier in Hasselt en Limburg zeggen "Oké, die dominantie is nu wel weg"?
Hugo Dufour: Georges Monard, die nog altijd directeur-generaal is van het onderwijs – of is hij nu met pensioen? – stond in Hasselt gekend als een zeer verdraagzaam iemand. Ik heb daar zelf zeer goed mee kunnen samenwerken. Georges Monard was een pluralistisch ingesteld iemand. De nieuwe generatie van politiekers hier in het Limburgse, dat waren nog de kabinetten van Wilfried Martens, van Jean-Luc Dehaene, van Miet Smet, enz. Daar is men politiek ook veel minder arrogant geweest, samen met de kerk – want dat was vroeger zowat allemaal samen. Men heeft die kerk wat meer losgelaten, men is meer pluralistisch geworden. Vanaf de jaren 1975-1976 is de dominantie in Hasselt – ik weet niet hoe het is verlopen in Stokkem en op andere plaatsen – teruggelopen. Ik heb de indruk dat het hier nadien veel schappelijker ging.
Jimmy Koppen (interviewer): Is dat misschien ook een reden waarom de uitbouw van de vrijzinnigheid dan wat minder was die jaren? Was het niet meer nodig, omdat de tegenstrever ook geminderd was?
Hugo Dufour: Ja, wij hebben dikwijls voor de keuze gestaan. Toen ik in Hasselt in de gemeenteraad kwam – dat was een fusie van 4 à 6 gemeenten van de omtrek – waren er overal parochiehuizen, maar er waren geen gemeenschapshuizen. Monard en ik hebben ervoor gezorgd dat er in elke wijk een gemeenschapscentrum was, waar iedereen terecht kon. Dan was dat natuurlijk gek van mij om dan zelf een clublokaal te maken voor vrijzinnigen. Eerst was er ontzuiling en dan gingen wij terug naar verzuiling! Wij kwamen wel aan onze trekken, maar wij hadden geen ontmoetingsplaats; wij mochten daar wel vergaderen, maar wij hadden daar geen vaste stek.
Jimmy Koppen (interviewer): Waar gingen jullie dan?
Hugo Dufour: Wij vergaderden op café en af en toe ook in die pluralistische gemeenschapscentra, maar daar kwam je maar aan bod als je een zaal kon bestellen. Dat zat vol met al die katholieken, dus je kon kwam daar bijna niet aan bod: je moest je schikken volgens de agenda en volgens de activiteiten die daar het vaakst doorgingen. Die kregen daar de voorkeur, maar in principe kon je daar terecht als je een gat invulde in de agenda. De meeste dagen en de nodige uren om te vergaderen als we een activiteit hadden, waren ingevuld door de actieve parochiale structuren. Dat was dus wel een gemeenschapscentrum, maar het bleef eigenlijk nog draaien rond die katholieke organisaties. Vandaar dat ook veel mensen zeiden: "Ja, we moeten organisaties bijmaken. Hoe meer we er hebben, hoe meer we aan onze trekken zullen komen." Dat heeft, samen met dat decreet, dan ook geleid tot de splitsing van een aantal dingen.