Vrijzinnige verhalenavonden
Monique De Canck over Brugge en communie
Monique De Canck: Mijn moeder was katholiek; mijn vader zeker niet. Drie dingen hebben mij in mijn leven enorm pijn gedaan, ook als kind. Ik ging naar een katholiek schooltje en was daar zeer ongelukkig. Ik kreeg daar nooit antwoord op mijn vragen en mijn moeder stuurde mij naar de stadsschool in Gent. In de gemeente waar ik woonde, Melle, wees iedereen mijn ouders met de vinger omdat hun dochter naar de stadsschool ging. Het deed mij pijn dat er over mijn ouders geroddeld werd. Ik ging naar de catechismusles, want ik deed mijn plechtige communie. Bij mezelf dacht ik: “Nu kan ik echt iets voor mijn ouders doen. Ik ga dat studeren van a tot z en ik zal de eerste zijn van de plechtige communicanten.” In die tijd kregen wij een rood lint op ons wit kleed en een paar nieuwe schoenen. Ik deed mijn communie een klein beetje voor die nieuwe schoenen, maar toch het meest voor mijn ouders. Ik heb hard gestudeerd om hen blij te maken. Ik werd afgeroepen en ik was de laatste. Ik dacht: “Oei, dat klopt hier niet.” Dat zijn dingen die als kind echt pijn doen en die vragen doen stellen. We hebben de oorlog meegemaakt, waaronder twee bombardementen in Merelbeke. Toen de oorlog pas was gedaan, hoorde ik op de radio over de Jodenvervolging en al die mensen die vermoord waren. Ik zei: “Er kan toch geen God bestaan. Dat kan toch niet?” En dan was het bij mij gedaan. Toen ben ik vrijzinnig geworden.