Vrijzinnige verhalenavonden
Eddie Maes over de beginjaren van de VUB
Eddie Maes: Ik wou aansluiten bij iets dat Michel Magits als startpunt genomen heeft en dat is “Wanneer is de VUB begonnen?” Al de verhalen van deze mensen gaan echt over de VUB. Ik vind het plezant dat Frieda vertelde dat zij nog op de Solbosch gezeten heeft. Ik heb vijf jaar op de Solbosch gewoond met zicht op mijn eigen labo aan de overkant. En ik zou dus even een schets willen maken van wat dan misschien niet tot jouw archief thuishoort – hoewel je zeker dingen hebt – en wat de situatie was voor 1969.
Ik kom in 1964 op de universiteit en ik heb een verschrikkelijke chance gehad. In 1965 heeft men in Antwerpen een faculteit wetenschappen. Was dat niet het geval geweest, zou ik nooit naar de VUB gekomen zijn, ook om sociaal-financiële redenen – ondanks het feit dat ik uit het officieel onderwijs in Antwerpen kom en ondanks het feit dat ik absoluut onchristelijk opgevoed ben. In 1964 arriveer ik hier op de oude campus, in een Franstalige universiteit. Een aantal leraars uit het secundair onderwijs pointeerde naar Gent en sommigen pointeerden naar Brussel. Uitstekende leraars – al ben ik die waarschijnlijk pas achteraf uitstekend gaan vinden. Ik kom hier dus terecht in die Nederlandstalige groep. Er bestonden allerlei studierichtingen, maar nog geen opleiding biologie, nog geen opleiding burgerlijk ingenieur, nog geen opleiding geoloog. Dat bestond allemaal niet. Wij waren de eerste generatie scheikundigen in 1964. Daar zijn heel veel mensen aan elkaar blijven kleven. Volgens mijn herinnering was dat een groepje van 500 of 600 man, waarvan meer dan de helft op de campus of vlakbij op kot wonende. Een aantal kwam uit de Brusselse omgeving en er waren ook een aantal spoorstudenten.
Wat betekent dat? Om het eenvoudig te zeggen: door de kringen heen kenden wij iedereen. En dat heeft op het niveau van Vrij Onderzoek, van BSG, maar later ook van de meer politieke bewegingen, een effect gehad. Ik ben in 1968 afgestudeerd en ik heb daar ook mijn ding gedaan zoals ik dat dacht te moeten doen, en dus ook een aantal contacten. De ULB was daar altijd heel nauw bij betrokken. Ik ben in 1968 afgestudeerd en ik weet dat ik twee jaar afgestudeerd was toen wij in dat groepje de duizendste student gevierd hebben. Kort voor de wettelijke oprichting van de VUB waren wij eigenlijk een gemeenschap van ongeveer duizend studenten.
Het is eigenlijk die generatie die nu stilaan aan het verdwijnen is, die ook de VUB vorm gegeven heeft. Materieel vorm gegeven – het Oefenplein: ik heb toen in de sociale commissie gezeten, ik heb mee de eerste plannen van het restaurant besproken,… Een hele leuke anekdote is dat ik eigenhandig het gebruikersreglement van de studentenhuizen geschreven heb en dat ik 20 jaar later een diareeks voor de Sociale Sector maak, en – jij zult je dat herinneren Frieda – ik daarover aan het discussiëren ben met Jan Marcelis. Die zegt tegen mij “Jij kent al die dingen.” Ik antwoord daarop “Ja, Jan, 20 jaar geleden heb ik dat dus mee uit de grond gestampt,” waarop Jan zegt “O, dat reglement van die studentenhuizen. Jij hebt mij al die miserie bezorgd!” Maar ik wil gewoon een schets maken van wat een kleine gemeenschap dat was.
En ik wil het nog eventjes hebben over die dopen – die echt vuile, smerige scheerdopen, met heel veel bier. Dat bestond ook aan de ULB. Dat is naar de andere kringen overgegaan en het is precies met de politisering van 1968 dat een aantal kringen dat de rug toegekeerd hebben. Ik weet dat wij met de Wetenschappelijke Kring bijvoorbeeld een jaar een wandeltocht in de stad gedaan hebben, een jaar een spaghettifestijn in dezelfde Waltrakelder waar jij het over had – gemengd, zoals in het officieel onderwijs. Wij vonden dat het zo moest zijn en dat elke vorm van vernedering absoluut vermeden moest worden. Ik heb later nooit goed begrepen wanneer dat – of waarom dat – teruggekeerd is. Misschien is het inderdaad – zoals jullie aangeven – door het verdwijnen of toch het op de achtergrond schuiven van die zeer politieke generatie. En ik denk dat kameraad Nick helemaal gelijk heeft dat dat cyclisch is. Ik heb nadien terug 20 jaar op de campus gezeten en ik heb het nog een paar keer up en down zien gaan – met de bezetting van de M, met de PK-zaal, met al die dingen. Ik heb dat meegemaakt als personeelslid met zijn ogen open en ik denk dat jullie daarvan een heel goede schets gegeven hebben.