VRIJZINNIGE VERHALENAVONDEN
Isabelle Raevens over doop, familie, communie, Ronse
Isabelle Raevens: Ik kom uit een socialistisch, gelovig nest. Mijn papa was daar niet hevig in, mijn mama iets meer. Ik ben tot mijn acht, negen jaar opgevoed door en opgegroeid bij mijn grootouders. Daar was het gebruikelijk dat ik, voor ik ’s avonds naar bed ging, op mijn knietjes voor mijn bed moest gaan zitten om mijn avondgebed te doen. Ik ben dus gedoopt én heb mijn communie gedaan.
Zoals ik daarnet ook hoorde vertellen, tekende zich een duidelijke trend af: in de humaniora kreeg een merendeel zedenleer, in tegenstelling tot in het basisonderwijs. Ik denk dat dat te maken heeft met de leeftijd van de leerlingen op dat moment. Ze beginnen zich dan te realiseren wat het leven inhoudt en analyseren hun eigen achtergrond. Vervolgens beginnen ze zich af te zetten. Zo is het ook bij mij geweest.
Ik herinner me dat ik mijn communie moest doen van mijn moeder. Ik wou dat toen al niet meer. Ik had een vrij duidelijk beeld van waar ik naartoe wou. Het katholieke en het christelijke denken, de waarden die men mij daar verkondigde en de zaken die ik zag gebeuren rondom mij en in de maatschappij, strookten niet met elkaar. Ik dacht daar helemaal anders over.
Ik herinner me dat ik op de dag van mijn communie thuis ben weggelopen. Ik wou dat absoluut niet. Ik ben manu militari naar huis teruggebracht door de politie – door agent Pijp, die iedereen in Ronse wel kent. Hij heeft mij terug naar huis gebracht. Ik ben diezelfde zondagmiddag naar de kerk gebracht en ik moest daar tussen honderden andere kinderen in de rij gaan staan. Ik herinner me dat nog heel levendig – vooral de reactie van mijn moeder achteraf, maar ook het moment zelf. Je moet daar in de rij gaan staan en op een bepaald moment zegt de pastoor daar iets. Wat hij precies zei, ontgaat me nu. Men moet daar ook allerlei dingen beloven. Toen ik voor hem stond, weet ik nog dat ik tegen de man zei: “Meneer, ik beloof hier niets! Ik sta hier tegen mijn goesting. Ik wil dat eigenlijk niet.” Men heeft toen gezegd: “Kom, ga maar voorbij. Je mag gaan.” Ik ga niet vertellen wat ik achteraf heb meegemaakt met mijn moeder, toen ik buiten gekomen ben. Het is een feit dat ik daar wel mijn statement heb gemaakt. Ik ben toen overgeschakeld naar het rijksonderwijs en ben zedenleer gaan volgen, ook in de humaniora. Dat kon voordien niet, omdat ik het niet mocht van thuis uit.