Pioniers van de vrijzinnig-humanistische zorg
Conny Verkest over geboortes
Conny Verkest: Ik heb ook foto’s van de geboortes. Ja, dat is fijn. Dat is gewoon om een bezoekje te brengen en gewoon om proficiat te zeggen – en omdat het mooi en leuk en tof is. Het kan natuurlijk ook slecht gaan. Ik ben ook al opgeroepen bij het sterven van een kindje. Ik ben een keer opgeroepen bij de geboorte van een tweeling: het ene bleef leven en het andere was gestorven. Dat is pijnlijk, hoor. Het kindje dat gestorven was, was zo groot als mijn hand. Ik heb in het mortuarium in Brugge een kleine plechtigheid gehouden, samen met de ouders. Om daar ergens mee te kunnen omgaan, want zij konden daar geen weg mee. Er was daar een enorme kloof: hij wou voort met de baby die leefde en de rest vergeten, maar zij kon dat echt niet. En daarom had ik daar zo’n rituaal gemaakt, zo klein. De verpleegkundigen hadden een afdruk van haar voetjes met verf op een blad aangebracht, zodat de ouders dat zouden kunnen houden. We hebben dan een paar dingetjes die ze voordien gekocht hadden in het kistje gelegd. Er was ook een bloemetje, een kort tekstje en wat muziek. Vooral voor de mama was dat belangrijk. Samen met de vader ben ik dan het kindje gaan aangeven op het stadhuis. Dat was ook symbolisch heel belangrijk: dat het kind een naam had en dat we het gingen aangeven op het stadhuis. En hij wou dat ik meeging.
Meestal gaat het goed op de materniteit, maar soms gaat het wel een keer slecht.
Lisa Dejonghe (interviewer): Zijn dat dan mensen die je al kende, die op zo’n moment naar jou vragen?
Conny Verkest: Nee, in dit specifiek geval waren het verpleegkundigen die het vroegen. De hoofdverpleegkundige belde omdat ze vond dat daar iets moest gebeuren. Ze had gevraagd: “Mag ik voor jou de aalmoezenier of de moreel consulente bellen?” De ouders hadden gevraagd: “Wat is dat?” De verpleegkundige had dat dan uitgelegd. De papa was moslim en ze zeiden: “Bel maar degene die niet gelovig is.”